Met beide benen op de grond


Ruth van der Waall-Schaeffer,
december 2021

Jesaja, abdijkerk van Souillac
Jesaja, afgebeeld op de gevel naast de deur van de abdijkerk van Souillac, Frankrijk (12e eeuw). Het bijzondere is dat hij hier loopt, bijna dansend.

Advent is een tijd van wachten … wachten op de Levende die ons tegemoet komt. Zoals beloofd door de profeten. Misschien is het wel het meest bijzondere van de christelijke traditie dat God ons ontmoet in het gewone alledaagse van ons leven. Zoals James Irwin, een van de twaalf mannen die op de maan liep, zei: “Het meest bijzondere is niet dat de mens op de maan liep, maar dat Gods Zoon op de aarde liep.“ Het moet niet zo zijn dat het doel van godsdienst zou zijn om de mens naar God te laten opklimmen, hem boven zijn gewone, dagelijkse werkelijkheid te doen uitstijgen. De beweging is omgekeerd, het is God die neerdaalt. Als wij door een of andere geestelijke oefening of ascese proberen boven onze menselijke werkelijkheid uit te stijgen, lopen wij het risico elkaar in de lift tegen te komen: wij proberen omhoog te gaan en de Levende neemt de tegenovergestelde weg en daalt naar ons toe af. Om de Levende te ontmoeten, moeten we dus met beide benen op de grond blijven staan. Advent betekent: dat wat op ons toekomt, van de andere kant. Advent vieren doen we om staande te blijven tussen hoop en vrees, ook tussen hoop op vrede en vrees voor oorlog. De Levende wil een kracht in ons zijn – om hoe dan ook – de tegemoetkoming het te doen winnen van alles wat onze wereld bedreigt, om ploegscharen te stellen boven zwaarden (Jesaja 2:4)