Pasen: Zien

Wie het begin van Matteüs 28 leest en herleest, zal het opvallen dat zowel de engel (de boodschapper) als Jezus zeggen: naar Galilea.
De engel zegt: naar Galilea, dáár zul je Jezus zien. En alsof dat nog niet genoeg is, zegt Jezus het zelf ook nog eens: naar Galilea, dáár zul je me zien.

In Galilea heeft zich het grootste deel van het leven van Jezus afgespeeld. Daar heeft Hij op zijn eigen wijze ‘de wet en de profeten vervuld’. Op zijn eigen wijze heeft Hij de tien liefdesregels die God aan Mozes gegeven had, de richtlijnen tot echt leven (de Tora) geconcretiseerd. Woorden werden ook daden.
En nu wordt er door de engel aan de vrouwen gezegd: ‘Hij is opgewekt’, dat wil zeggen, alles wat Hij gezegd en gedaan heeft. Dat kun je en mag je niet zoeken in het graf… Als je het daar gaat zoeken, blijft het dood… Maar Hij – alles wat Hij gezegd en gedaan heeft – dat is levend.
Dus: wat er gebeurd is in Kapernaüm, de roeping van de leerlingen aan de oever van het meer van Galilea, de woorden gesproken op de berg, de storm op het meer…
Dat alles mag je niet zien als dood, dat alles mag je niet beschouwen als verleden tijd. Want Hij is opgewekt, wat Hij deed en leerde leeft door. Dat is wat je zien zult. Als je dat ziet, zie je Hem.

Troost en tederheid

“Weet u, soms moet ik een warme douche nemen om zoiets als een arm om mijn vermoeide schouders te voelen”, zei iemand tegen mij. We hadden een gesprek over troost en tederheid.
Toch wel herkenbaar als je ‘s avonds alleen thuiskomt, moe en leeg. Je verlangt dan naar een aai of alleen maar een warme blik. Eigenlijk zitten we vaak op elkaar te wachten, te wachten op een gebaar van troost en bemoediging. Troost en bemoediging zijn echte Adventswoorden. We worden ertoe opgeroepen door Jesaja: “Troost, troost mijn volk, zegt jullie God…” Dat klinkt wat afstandelijk, maar het gaat om iets dat dichtbij is: een hartelijk gebaar, hé, je staat er niet alleen voor. Want hopen en vertrouwen kun je niet in je eentje. Je hebt elkaar daarbij nodig. Ja, ik denk echt elkaar, en niet enkel elkaars inzicht in de toekomst of zo. Hopen is niet de toekomst kennen, maar samen met anderen in vertrouwen staande blijven.
Om deze hoop gaat het in de tijd voor Kerst, de Advent: uw God is op komst. Maar niet een God die even alles komt regelen, op een zelfverzekerde manier. Huub Oosterhuis heeft dat mooi verwoord in het lied “Uit uw hemel zonder grenzen, komt Gij tastend aan het licht, met een naam en een gezicht, even weerloos als wij mensen” (lied 527). Aarzelend, maar onweerstaanbaar wint Gods licht het van onze antraciete nacht. Stil wil Hij “God met ons” zijn, Immanuël. Een kracht in ons worden om de toekomst vorm te geven die liefdevol, speels en kleurrijk is.
We zitten vaak op elkaar te wachten, op een gebaar van troost en bemoediging waarin we de aanwezigheid van God mogen vermoeden. We moeten het elkaar laten voelen.
De klassieke Adventsliturgie gebruikt een prachtig beeld voor Gods komst in deze wereld: Rorate Coeli, Dauwt hemelen… laat dalen gerechtigheid uit de wolken (o.a lied 432a). Dauw is zacht, fris.
En dát dan uit de hemel. God nadert niet in de storm, maar in de dauw, in de milde regen. Zo wil Hij onze vermoeide, zware schouders verkwikken, ons doen leven in hoop en vertrouwen, en ons helpen samen staande te blijven.

Mogen wij God wel in het vage laten?

Regenboog boven de Grande RueIk weet precies welke boeken thuis in het zuiden staan, maar als ik dan na lange tijd weer voor die kasten sta, word ik opnieuw verrast en kijk blij rond alsof ik in een boekwinkel ben. Mijn ogen dwaalden langs de titels om inspiratie op te doen voor het nieuwe jaarthema ‘Wat of wie draagt je? Resonantie en Respons’. Ik pakte het boek dat mijn man Hein Schaeffer samen met mij schreef ‘Geloven in niemandsland, naar een eigen spiritualiteit.’ (1988, uitg. Ten Have), en dat van rabbijn Jonathan Sacks ‘De kracht van ideeën’ (2022 uitg. Kok ).

Een nieuw seizoen van de ERN, een ERN die steeds kleiner wordt en die net als op zoveel plaatsen, meegaat op de stroom van ontkerkelijking. En toch… met alle vezels in mijn lijf blijf ik fiducie hebben in ankerpunten, moderne maar ook oude ankers die menige vloed hebben weerstaan. Bladerend in genoemde boeken bedacht ik me dat vragen over wie of wat je draagt, nooit passé zijn. Ze worden steeds opnieuw gesteld en men blijft zoeken omdat het verlangen naar draagkracht sterk is.

Ik citeer uit ‘Geloven in niemandsland’: Mogen wij God wel in het vage laten? De ernst van de wereldsituatie vraagt er om dat ook door onze generatie gepoogd wordt God te ontdekken als een bron van kracht en hoop. Hoe leren wij ons eigen woord over God spreken? We verkeren in een niemandsland. Dat is geen slecht uitgangspunt, het kan zelfs vruchtbaar zijn….. We kunnen de verantwoordelijkheid voor ons geloof niet uit handen geven. Het gaat om wat opwelt uit onze eigen bron…
We hebben weet van het eindeloze drama van het bestaan: tasten naar licht, huilen, hunkeren, hopen en de vraag naar ‘religie’ (religare=verbinden, relegere=opnieuw lezen) blijft. Is er iets dat ons vasthoudt, draagt, ons leven opneemt in een verband? En dan laat ons niet los het verhaal van mensen die een oproep hebben gehoord en die op weg gegaan zijn ‘zonder te weten waarheen’, maar wel naar een betere wereld. Zoals Sara en Abraham. Het gaat om het moeilijke verstaan en het koersen op de stem zoals Hans Andreus dicht in ‘Gelovig’ :

De verste grenzen en onbegrensd hierin een mens,
dat is mijn basiliek.
Ik snijd de profielen der doden;
ik verstoor het evenwicht en ik herstel het;
ik weet dat degeen die een pijl is van mildheid,
doel treft. In grove trekken
is dit mijn kennis. Ik schuw de secte
en zie de anderen. Uit noodzaak
onderzoek ik het heelal.
Maar moeilijker dan dit te verstaan
is de stem te verstaan die men altijd opnieuw moet kiezen.
En moeilijker dan leven
is niet af te wijken van die stem
en het geduld te leren.

Wij zijn de eersten niet die die stem horen klinken en er steeds opnieuw voor moeten kiezen en het geduld te leren… We zouden leven in een zwijgend universum als niet om ons heen het vermoeden levend wordt gehouden dat er iets tot ons gezegd is en wordt. Ook in het niemandsland komen we kerken tegen, zij het niet meer gelukkig als ‘heer en meester van ons geloof’, maar ze dragen in de grond een boodschap mee die niet mag verstommen Stemmen die ons het één of het ander toeroepen, horen we de hele dag. Maar zeldzaam is de stem die ons zegt dat wij ten diepste worden bemind en door die liefde worden voortgedragen. Het geeft je echter niets in handen waarmee je beveiligd bent tegen de hardheid van het leven. Het lijkt een onmenselijke opgave om je er toch aan toe te vertrouwen, en de menselijke rede te laten zwichten voor de stem van de liefde. Tegelijkertijd is het het meest menselijke wat je steeds weer kunt doen.
Tot zover een citaat uit het boekje van mijn man en mij.

Met God door het leven gaan, is steeds weer die stem proberen op te vangen met de boodschap van bemind worden, te laten dragen, te laten resoneren èn er respons op te geven.

Een nieuw kerkelijk seizoen gaat beginnen. We hebben elkaar nodig. Om te vertellen of en hoe die stem ons draagt. En we kunnen proberen een zintuig te zijn waardoor een ander zich gedragen weet. Dan is ‘religie’ (kerk) niet een begrip waar macht en dogmas aan kleven, maar dat zij te maken heeft met medemenselijkheid en trouw, met het heilige. ‘Geloof is het leven dat geleid wordt in het licht van de liefde’ (Oliver Sacks).

Grondtoon

We leven van feest tot feest. Op zondag 4 juni vierden wij het feest van Trinitatis, van de Drie-eenheid zoals het officieel heet. En hiermee sluiten we – wat de christelijke traditie betreft- de reeks feesten af die ons van Kerstmis over Pasen naar Pinksteren hebben geleid. Waar ging het om in al die bijbelfragmenten die we gelezen hebben, de feesten die we gevierd hebben? Wat is de verbindingslijn? Nu, de rode lijn is de liefde. In al die verhalen en feesten laat de Levende zich zien als liefde. Liefde voor de mens, voor de schepping. Liefde maakt van al die brokstukken een verhaal en Trinitatis is er eigenlijk een samenvatting van. Op deze zondag hoorden we dat God aan Mozes verschijnt als een vuur. Die God leerde hem dat onrecht geen noodlot is en dat bevrijding mogelijk is, dat liefde leven is en leven liefde. Ook kwam Nicodemus aan het woord. Nicodemus die vast zat in vertrouwde patronen en daarin niet meer kon aarden, wilde zich ervan bevrijden. Jezus spreekt dan over ‘opnieuw geboren’ worden. Zo staat het in onze bijbelvertaling. Maar in de taal van het Nieuwe Testament, het grieks, staat van bovenaf geboren worden. Hiermee wordt niet de biologische geboorte bedoeld, maar dat Gods Geest in jou geboren wordt. Die jou in beweging zet tot humaniteit, doet tintelen van top tot teen, je enthousiast – dwz geestrijk en geestig- maakt. Een omarming dag en nacht (zie lied 685). Gods toewending naar ons is veelzijdig, en niet in één woord te vangen. Daarom zeggen we ‘Dieu est triple’, God is met z’n drieën : Vader/Moeder, Zoon en Geest.
Ach, het zijn maar pogingen om iets te zeggen van Gods aanwezigheid. Hij is de ruimte waarin liefde de grondtoon van het bestaan is. En wij mogen op onze wijze in onze tijd van leven met die grondtoon instemmen.

Verheugend nieuws!

Op 29 april is ter gelegenheid van het 75 jarig jubileum van de ERN Paris deel 2 verschenen van Uitzicht – Ankerpunten bij de stroom van de tijd.

Veertig ‘uitzichtjes’ geschreven door Ruth van der Waall vanuit Parijs, die levendige boeiende stad vol historische gebouwen en moderne architectuur. En in die stad een kleine kerkelijke gemeenschap met een eigen gezicht: de Église Réformée Néerlandaise (ERN). Een gemeente met een open klimaat, geen dogmatische hokjes, maar waar met elkaar gezocht wordt naar vorm en kleur, waar gevierd en geleerd wordt.

Ze houdt het klein, ds Ruth van der Waall, in de uitzichtjes die ze vanuit haar pastorie in Parijs wekelijks met haar gemeente deelt. Voor haar geen Grote Woorden, geen vaste zekerheden, geen: het zit Zus of Zo.
Het zijn kleine gebeurtenissen: een flard van een gesprek, een wandeling met haar hond, een schilderij, een duik in het zwembad, een jeugdherinnering, een treinreis, een zingende vogel, een poes in het raam, een stil gebaar, het vroege lentelicht – ze zijn zomaar voorbij en vergeten. Maar Ruth houdt zich in, maakt zich ontvankelijk en gaat voor een moment aandachtig in het hier en nu voor anker. Zo “ongeprogrammeerd om zich heen kijkend” ontdekt ze dat “zomaar uit het raam kijken opeens waardevol wordt, omdat je oog getroffen wordt door iets, iets van betekenis.”
De ene keer komt er dan weer een Bijbels verhaal tot leven, een andere keer is het pure poëzie die uit haar pen vloeit. Maar elk uitzichtje biedt steevast een verrassend doorzicht op het gewone leven; dat het anders is, grootser, mysterieuzer, liefdevoller, intenser en mooier dan op het eerste gezicht lijkt. Dat cadeautje weet Ruth van der Waall telkens weer verrassend in woorden te vangen, net als het je dreigt te ontglippen.

Frits de Lange, emeritus hoogleraar ethiek PThU en oud-predikant ERN.

De verkoopprijs is € 10 (excl. eventuele verzendkosten)
De opbrengst is ten behoeve van de voortgang van het kerkelijk werk van de ERN.

Bestellen: Uitgever Stichting Docete, Houten
email : info@docete.nl
tel. +31 30 293 6807
ISBN 9789078477471
of via uw boekhandel
Ook kunt u ‘Uitzicht’ bestellen via Ruth van der Waall

Huiveringwekkende woorden

Ruth van der Waall-Schaeffer,
april 2023

Ondanks de prachtige Passiemuziek van oude en moderne componisten is duidelijk: Jezus stierf geen mooie dood. De dood van Jezus, dat zijn eenzame kreten van een mens aan een martelpaal. Hij moet wel geworsteld hebben met het gevoel dat alles waarvoor Hij gestaan had, voor liefde en recht, voor leven, nu werd tegen gesproken. Door God en allemens in de steek gelaten. En het enige wat Hij in deze crisis nog kon doen was de beginregels van psalm 22 citeren die Hij par cœur, uit het hart kende. En Hij herkende zich erin: ‘Mijn God mijn God waarom hebt gij mij verlaten?’

Uit de diepte van zijn ziel bad Hij deze psalm. Verwoording van huiveringwekkende ervaringen van lijden, uitbuiting, spot, verlatenheid.

Soms blijft er niets anders over dan te bidden, en hoe of waar je dat bidden vorm geeft, maakt niet uit. Ieder op zijn of haar manier. Met of zonder woorden, in muziek of wandelend.

Want wie begrijpt er iets van, van deze wereld? Wie begrijpt dat het gaat zoals het gaat? Je kunt besluiten het op te geven, hierin weg te zinken én je kunt besluiten vast te houden aan het goede, het humane, aan de liefde. En aan de onzichtbare God. Aan de ‘fellow sufferer who understands’ (Whitehead). De lotgenoot die het begrijpt. Het heeft geen zin ons eindeloos af te vragen waarom God niets doet. Ik merk helaas zo vaak dat godsdienstige opvoeding en kerkelijke prediking teveel nadruk hebben gelegd op God als macht en redder. En hoe moeilijk het is voor allerlei mensen deze visie van zich af te schudden of dat ze wegzwemmen van de bron van waar het wèl omgaat. Als die woorden ‘macht en redder’ niet afgestoft worden, dan blijven we steken in afhankelijkheid en worden we expressieloos, waardoor we zowel aan het ten hemelschreiende als aan het wonderbaarlijke, aan schoonheid, voorbijgaan.

Dat wil echter niet zeggen dat we ons niet mogen toe vertrouwen aan de Ander. En blijven bidden zoals de dichter Hans Andreus deed terwijl hij doodziek was: ‘Laat me soms even merken dat je er bent, niet in een blinkend inzicht, bliksemflits, maar als een lichtheid in mij ademend’.

Leren voor morgen

Ruth van der Waall-Schaeffer,
maart 2023

Het boek dat op één van mijn tafeltjes ligt, is geen ‘tourneur de page’, geen spannend boek waarvan je de hoofdstukken verslindt. Het is ook niet iets om op bed te lezen. Op bed moet je proberen niet te veel meer te denken, hoofd en lijf te ontspannen en het leven met al haar wel en wee even te laten wat het is.
Dit is een boek waarin je af en toe wat leest en dan over die paar gelezen bladzijden gaat mijmeren. En mijmeren kun je immers overal: lopend, in de metro, onder de douche.
Misschien bent u nu inmiddels nieuwsgierig geworden over welk boek ik schrijf. De titel luidt: ‘De kracht van ideeën – woorden van geloof en wijsheid-’ door Jonathan Sacks (1948-2020). Sacks was filosoof, auteur en opperrabbijn in Groot–Brittannië.
In de week van de aardbevingen las ik een hoofdstuk over het belang van onderwijs. Op de tv zag ik steden en dorpen in puin, geen huis stond meer rechtop. Dood alom, en leven? Dat lag en ligt stil. Wat ook stil ligt, en dat geldt niet alleen voor die plek dáár, is onderwijs. Hoe lang zullen kinderen/jongeren nu verstoken blijven van onderwijs? Ik laat hierover Jonathan Sacks aan het woord: ‘Een leger is nodig om een land te verdedigen, scholen heb je nodig om een beschaving te verdedigen…het gaat in het onderwijs om méér dan het curriculum vitae. We moeten onze kinderen een ingebouwd moreel GPS-systeem meegeven zodat ze hun weg kunnen vinden in het onontdekte gebied dat ‘toekomst’ heet… Er bestaat te veel ‘ik’ en te weinig ‘wij’ binnen onze cultuur en daarom moeten we onze kinderen bijbrengen te zorgen voor andere mensen, vooral voor mensen die anders zijn dan wij. De wereld die onze kinderen morgen zullen erven, ontstaat in de scholen die we vandaag bouwen.’
Ik hoop dat de visie van Sacks een stevig draagvlak krijgt, omwille van een lichte, op elkaar betrokken toekomst. En laten we zelf ook blijven leren. We zijn hiervoor nooit te oud. Integendeel, het houdt ons jong.

Doorkijkje

Ruth van der Waall-Schaeffer,
februari 2023

Begin jaren zestig:
Op school zong ik
‘wat de toekomst brengen moge
mij geleidt des Heren hand’

Begin jaren zeventig:
In de kerk van mijn jeugd en in mijn ouderlijk huis paste dit gezang niet meer:
‘leer mij volgen zonder vragen
Vader wat gij doet is goed,
leer mij slechts het heden dragen
met een rustig kalme moed.’
Néé,
Volgen zonder vragen, nee
juist wél vragen
geen passief geloven
maar actief: kerk en wereld in verbondenheid

Eind december 2020:
Wat de toekomst brengen moge
alom hoorden we dit zeggen
toen we de greep kwijt waren
op wat we normaal vonden
de geest uit de fles, de weg onbekend
we doolden rond als blinden
tastend naar het licht

Anno nu:
‘Leer mij slechts het heden dragen
met een rustig kalme moed’…
Nu, zoveel jaar ouder
zeg ik hiertegen niet meer een absoluut ‘nee’
Zo in het leven proberen te staan
kalm, maar zeker wél met moed
met lev, het Hebreeuwse hart,
is een proces van blind zijn naar zien
van doof naar horen
ontroering toe te laten tot in alle vezels
van ons lijf
fixaties loslaten
en in de ontstane lege ruimte gaan leven
voor het goede, voor de liefde,
noem het voor mijn part God

Van hebbe-land naar zijn-land

Ruth van der Waall-Schaeffer,
december 2022

In de verhalen die we in de tijd van Kerst horen, zijn twee woorden essentieel. Namelijk ‘hebben en zijn’. Deze verhalen, maar eigenlijk alle Bijbelse verhalen, zijn in feite een wegwijzer van het ‘hebbe-land’ naar het ‘zijn-land’. Laten we kijken naar de herders: zij hadden niets, geen status, geen vaste woonplaats, altijd in beweging, ze glipten door het net van de volkstelling van keizer Augustus die hen erbij wilde hebben. Bovendien zijn de herders ook nog naamloos. Ze mochten geen naam hebben… En toch…zonder ingewikkeld zoeken voelden en beleefden ze waar het in geloven om gaat. Ze hadden vertrouwen in de zang van de engelen, de boodschappers van God. Laten we kijken naar Maria: een jonge vrouw, eenvoudig, arm, officieel had ze nog geen man, maar voor God is ze iemand! Iemand die waardig is om de Mensenzoon te dragen in haar buik en Hem op de wereld te zetten.

Laten we kijken naar Jozef, de timmerman. Hij cijfert zijn eigen ego weg en zal er belangeloos zijn voor het lief van zijn leven. Laten we kijken naar de Wijzen. Ja…zij waren magiërs en werden al gaande wijs! Ze oriënteerden zich op die ene ster, goddelijk licht, verlieten hun hebben en houden, weerstonden de macht van Herodes. Onvermoed vinden ze een kwetsbare baby bij een eenvoudig ouderpaar in een stal. Hun reis van ‘hebben naar zijn’ was een reis naar binnen, zoals oud-secretaris-generaal van de VN Dag Hammarskjöld ooit schreef: ’de langste reis is de reis naar binnen’. Al deze verhalen laten zien dat als het gaat om de wezenlijke dingen van het leven, er niets te ‘hebben’ valt. Er valt dan niets meer te grijpen, ook niet te be grijpen. We kunnen enkel ‘zijn’ in openheid en ontvankelijkheid. In ons niet-hebben, vinden we, misschien, God.

De doden als overburen

Ruth van der Waall-Schaeffer,
november 2022

De doden als buren hebben. Misschien heeft u er nooit bij stilgestaan, maar toch kun je de doden als buur hebben. In dorpen is er vaak een begraafplaats rondom de kerk die in het centrum staat. Daarom heen staan huizen en dus hebben de bewoners doden als overburen. Ook in mijn dorpje in het Zuiden ligt de begraafplaats echter niet rond de kerk maar wel zo centraal dat je er heel natuurlijk « binnen » loopt. Het hebben van doden als buren maken je ook bewust van iets: je kunt de dood niet negeren. Je bent een mens die ooit sterft, jong of oud, door ziekte of oorlog. In Prediker staat:’ Er is een tijd van baren en een tijd van sterven.’ Daartussen ligt tijd die je zelf moet invullen. Hoe ga je met die tijd om? Je weet niet hoe lang je leeft, dus is het belangrijk goed met je tijd om te gaan, niet steeds weer plannen uit te stellen. Dat betekent ook niet dat je je tijd maar vol moet proppen om niets te missen. Want dan proef je het leven niet, zegt diezelfde Prediker. In dat kleine woordje ‘proef’ ligt zoveel vervat. Het is wijs om met zekere regelmaat je leventje van alledag te proeven: hoe smaakt het, zit er nog smaak aan? En zo nee: welke ingrediënten ontbreken? Want je hebt niet alle tijd van de wereld. De overburen op de begraafplaats weten er alles van.