Het is een prachtige abdij, die van Fontfroide, in de regio Languedoc waar ik ook een thuis heb. De abdij werd in 1093 gesticht op grond die door de graaf van Narbonne aan enkele benedictijner monniken was geschonken. De abdij ontleent haar naam aan de nabijgelegen bron, de Fons Frigidus, oftewel Koude Bron. Naast water vonden de monniken in de omgeving ook hout en steen voor de bouw van het klooster. De abdij ligt verstopt in groene bossen met typische mediterrane planten. Alle wegen eindigen daar. Fontfroide ontwikkelde zich pas echt in 1145 en sloot zich aan bij de Orde van Cisterciënzers. De cisterciënzer monniken, onder leiding van Sint Bernardus van Clairvaux, streefden naar een terugkeer naar de zuiverheid van de Regel van Benedictus en pleitten voor armoede, gebed en architectonische soberheid. De eenvoud inspireert tot stilte.

Als je de abdij binnengaat, stap je als het ware in een andere wereld. Natuurlijk speelt de vraag door mijn hoofd wat jonge mannen bezield heeft om hier in afzondering en onderworpenheid je leven verder door te brengen.
Maar al gauw word ik opgenomen in de sereniteit van het gebouw. Hier is eeuwenlang gebeden tot God, helaas al decennia niet meer. Maar de sobere lijnen van de architectuur zijn gebleven en die voeren je toch tot bidden. Wat dat ook precies mag zijn.
Op een zondag ging ik naar de kerk in de buurt van mijn dorpje. Uiteraard katholiek. Ik ontmoet er altijd wel bekenden. Vergeleken met een paar jaar terug zijn er maar weinig mensen. En vanaf het eerste moment merk ik dat het conservatiever is geworden, een stap terug in de tijd. De pastoor, een gast, had het zich gemakkelijk gemaakt. Hij improviseerde kort op de evangelielezing van de zondag. Vervolgens de viering van de eucharistie (alleen de hostie wordt gedeeld, geen wijn) waar ik overigens gewoon aan mee mag doen, ook al ben ik protestant. Ach, de soep wordt niet zo heet gegeten als het door Vaticaan wordt opgediend. We zongen liederen die je zo mee kunt zingen op opgewekte toon. Overigens kenmerkend voor de Franse kerk, piëtistisch van inhoud. De hele liturgische beweging zoals Nederland die gehad heeft en nog kent, is aan Frankrijk grotendeels voorbijgegaan.
De viering was gemoedelijk, gaat er iets mis dan gaat er iets mis, geen spanning of alles wel op rolletjes loopt. Dat de kerk in mijn ogen ook nog lelijk was, een allegaartje van schilderijen en voorwerpen, ach, dat maakte niet uit. Zuidelijk katholiek? Franse slag? Bij de uitgang stelde ik me voor aan de gast-pastoor. Spontaan zei hij: ‘Goh, we hadden wel samen voor kunnen gaan.’ Spontane oecumene. Religiositeit in dorpse afmetingen, weliswaar verbonden met Gods ruimhartigheid.
Twee totaal verschillende gebedshuizen. Vreemd en vertrouwd tegelijkertijd. Zo’n eucharistieviering staat in feite ver van me af. Zo anders dan ik zelf gewend ben. En een monnikenbestaan – c.q. nonnenbestaan – zou niets voor mij zijn. Maar op beide plekken voel je dat mensen samen een verbondenheid hebben willen zoeken met de Eeuwige. En dat eeuwenoude verlangen is er nog steeds: tastbaar in gebouwen van vroeger, ondefinieerbaar soms in ons hart. Even rust vinden in een geheiligde ruimte.



verzenden...