Het licht van het begin. Op Pasen begin je opnieuw, je begint vooraan bij de eerste dag, de eerste dag van de week, bij de moed van het begin. Daarom wordt met Pasen ook vaak over de schepping gelezen en daarbij het verhaal van de opstanding. Het licht gaat over ons op in de morgen van deze eerste dag. Het wil ons omvatten en dragen. Op tillen uit onze verlorenheid, ons zichtbaar maken voor elkaar. Het licht doet ons elkaar aankijken. We kunnen gaan leven in het vertrouwen dat het licht het eerste en het laatste woord is van de Levende.
Maar duisternis is om ons heen. We hoeven maar om ons heen te kijken, kranten te lezen, de tv aan te zetten en we zien dat het kwaad nergens voor terug schrikt. Hoe zouden we ons kunnen toevertrouwen aan het licht? Ook de evangelist Johannes laat niet na te vermelden dat het nog donker was toen Maria uit Magdala op de eerste dag van de week naar het graf van Jezus ging. Johannes spreekt veel over ‘licht’ en ‘duisternis’, het moet wel meer betekenen dan een terloopse tijdsaanduiding. Het is de duisternis van ‘geen weg meer zien’. Soms lijken er nauwelijks meer wegen te zijn naar vrede in onze wereld. Eerlijke onderhandelingen halen weinig of niets uit. Duisternis overheerst. Wat is dan nog Paasgeloof? Dat is ‘en toch’ zeggen. Wegen willen gaan om elkaar te bereiken, wegen vinden waar geen wegen meer lijken te zijn. Pasen zegt dat het niet hoeft te blijven steken bij het doodse, bij de gemiste kansen, de mislukte pogingen. Dat er met God altijd weer nieuwe wegen gevonden kunnen worden. ‘Met God’, daar bedoel ik mee, dat we erop mogen vertrouwen dat het spoor van Mozes, de profeten, van Jezus en allen die dit spoor gevolgd hebben, dat dit uiteindelijk niet doodlopend zal zijn. Het is een spoor van liefde, liefde sterk als de dood. Paasgeloof wil zeggen dat je blijft vertrouwen dat het licht ons blijft aanstoten.
* afbeelding Mark Rothko (foto Ruth van der Waall)