Hemel op aarde


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

“In de hemel is geen bier, en daarom drinken we het hier”. Een liedje van Dorus (Tom Manders) begin 1970. Misschien kent u het wel. Het is daarna ook een carnavalskraker geworden. Nu heb ik persoonlijk niets met carnaval en m.b.t corona durf je carnaval niet eens meer te noemen. In het liedje gaat het echter om ‘hier’ de dingen doen. Hoe u zich de hemel voorstelt, weet ik niet. Waar je heen gaat na je sterven? Een plaats van vreugde? Tegelijkertijd kun je bij ‘hemel’ niet een richting, een locatie aanwijzen. Wat is hemel dan wel? ‘Hemel’ is een verborgen werkelijkheid die van een andere kwaliteit is dan de onze. In het scheppingsverhaal lezen we dat er in het begin alleen maar chaos was. Daarin wordt door God orde geschapen. Niet zomaar een god, want die bestaat niet, maar de God met de Naam ‘Ik was, ben en zal zijn’. Eerst komt er licht, want anders tasten we maar in het duister.

En dan – in het wereldbeeld van toen – creëert God een gewelf boven de platte aarde. Iedere dag komt er iets bij, maar steeds meer wordt duidelijk dat de aarde het domein van de mens is. Daar ligt de bestemming van de mens. De hemel hoort bij God. En nergens in de Bijbel lezen we dat ooit alles wat op aarde is naar de hemel gaat verhuizen. Nee, juist omgekeerd. De hemel zal op aarde komen. En als dat gebeurt, is de aarde, en wat er op huist, niet meer ontaart! Daarom bidden we ook ‘gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’. De blikrichting is van de hemel naar de aarde, en een nieuw Jeruzalem neerdalend uit de hemel (Openbaring 21:2). Dus niet in tegengestelde richting. Op Hemelvaart gedenken we dat Jezus naar de hemel gaat. Maar dat is niet het laatste. Onze hoop is op zijn terugkeer. Want om de aarde blijft het gaan. Dan wordt wat nu een verborgen werkelijkheid is een zichtbare werkelijkheid. Dan wordt het aardse leven goed omdat de hemel mij begroet : Lied 978

    1. Aan U behoort, o Heer der heren,
      de aarde met haar wel en wee,
      de steile bergen, koele meren,
      het vaste land, de onzeek’re zee.
      Van U getuigen dag en nacht.
      Gij hebt ze heerlijk voortgebracht.
    2. Gij roept het jonge leven wakker,
      een tuin bloeit rond het open graf.
      Er ruisen halmen op de akker
      waar zich het zaad verloren gaf.
      En vele korrels vormen saam
      een kostbaar brood in uwe naam.
    3. Gij hebt de bloemen op de velden
      met koninklijke pracht bekleed.
      De zorgeloze vogels melden
      dat Gij uw schepping niet vergeet.
      ‘t Is alles een gelijkenis
      van meer dan aards geheimenis.
    4. Laat dan mijn hart U toebehoren
      en laat mij door de wereld gaan
      met open ogen, open oren
      om al uw tekens te verstaan.
      Dan is het aardse leven goed,
      omdat de hemel mij begroet.