Veertig dagen op weg naar Pasen: de ene voet voor de andere


Ruth van der Waall-Schaeffer

Exodus –De Namen– Sjemot zoals het boek in het Hebreeuws heet. Het is zo genoemd omdat de eerste zin luidt: “En dit zijn de namen van de kinderen van Jacob…”.Ging het in Genesis om de schepping van de wereld, en hoorden we over de aartsvaders en moeders, individuele mensen van Adam en Eva tot Jozef, in Exodus wordt de schepping van een volk (Israël) beschreven dat terecht gekomen is in Egypte, het land waar het volk Israël in slavernij leefde. We lezen hoe dit volk weg wist te komen onder dit regime, hoe het rond dwaalde in de woestijn, waar ze moesten leren volk te zijn en menselijk met elkaar te leven. Hoe ze met vallen en opstaan een relatie opbouwden met God op persoonlijk, sociaal en politiek gebied. Hetgaat over een volk, maar in dat volk staan mensen op uit doodse/doodlopende structuren omdat ze durf en compassie hadden. Bijvoorbeeld: Sifra en Pua, Mirjam, Mozes en Aäron. Zij hadden de moed om te zijn (om de filosoof-theoloog Paul Tillichte citeren). Ze lieten zich niet verlammen door angst en zinloosheid. Exodus, de Namen: je naam duidt een levensprogramma aan. Je bent niet een anoniem wezen. In Exodus maakt ook God zijn Naam bekend: “Ik zal er zijn, voor jou; dat is mijn Naam. Je kunt ook zeggen: Ik was er, Ik ben er, Ik zal er zijn.”

In de Veertigdagentijd gaan we met het boek Exodus op weg naar Pasen. Op 1 maart is er na de dienst een leerhuis over Exodus. De kerkenraad heeft het projectboekje ‘Een teken van leven’ besteld zodat er ook thuis met de kinderen aandacht besteed kan worden aan de weg naar Pasen.