Een vondst van de schepper


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

“Kunt u mij uitleggen waarom zoveel mensen moeite hebben met het feit dat niet iedereen hetzelfde is? Dat daar dikwijls moeilijk over gedaan wordt?” Zo begon een gesprek dat ik onlangs had met iemand bij wie ik op huisbezoek was. Als vanzelf kwamen wij te praten over het scheppingsverhaal in de Bijbel, Genesis 1. Wanneer je dit leest en de inhoud tot je door laat dringen, merk je dat alles en iedereen onderscheiden is van elkaar. Niets en niemand is hetzelfde. Laten we eens een blik werpen op Genesis 1.

Wat schiep God op de derde dag? Jong groen, zaadgevend gewas, vruchtbomen die naar hun aard vruchten dragen… Wat schiep God op de vierde dag? Grote lichten en kleinere… Wat schiep God op de zesde dag? Vee, kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard… En steeds zag God dat het goed was. Als God dus niet gewild had dat er zoveel verschillen zijn tussen de dieren onderling, in de plantenwereld en tussen de mensen, dan had Hij wel alles hetzelfde geschapen. Wat eentonig!

Moet u zich dat eens voorstellen. Het leven zou ongelooflijk saai en kleurloos zijn, vlak. Als niets en niemand meer een eigen aard heeft, een eigen kleur, dan kunnen we ons ook niet meer verwonderen. De wonderen zijn dan letterlijk de wereld uit. Het is mooi als mensen af en toe verbaasd kunnen staan, zich verwonderen over iets of iemand. Dat betekent dat je lééft, dat je geraakt kunt worden. Als je gevoeligheid ontwikkelt voor verwondering om zoveel verscheidenheid, ervaar je dat het bestaan aan diepgang wint.

Onze wereld kan niet zonder ver-wonder-ing! Verschillen zijn juist een vondst van de Schepper opdat we ons kunnen verwonderen, onszelf en elkaar.