Ruth van der Waall-Schaeffer
Het eerste dat we onze dochters leerden toen ze naar een Franse school gingen: ‘Je m’appelle… comment tu t’appelles?’. Een naam kennen is belangrijk. Namen spelen ook in de Bijbel een belangrijke rol. Namen zijn altijd gericht op de toekomst. Het is je levensprogramma! Zo betekent de naam Abraham: ‘vader van vele volkeren’. Als Naomi (de lieflijke) haar naam verandert in Mara (de bittere), dan zit daar een verhaal aan vast. Je naam is een verhaal. Op de zondag van de rentrée lazen we uit Exodus. Het volk Israël leefde in Egypte en was slaaf onder het regime van farao. Hij heeft geen naam, dat is opvallend! God hoorde en zag hun ellende en wil dat Mozes zijn mensen gaat bevrijden. Mozes sputtert en vraagt: ‘Wie ben jij die mij dit vraagt, uit nààm van wie moet ik gaan? ‘God maakt zich kenbaar: ‘Ik was wie Ik was, Ik ben wie Ik ben, Ik zal zijn wie Ik zal zijn.’ Die tijden (verleden tijd, tegenwoordige tijd, toekomende tijd) zijn in zijn naam verbonden. De inhoud van zijn naam is concreet: hij was er, hij is er en zal zijn in je leven en in de geschiedenis, als je verliefd bent of in rouw, als je onderdrukt wordt of ruimte krijgt om te leven. Zijn naam is niet ‘god’, want van die naam gaan er wel dertien in een dozijn. Ook in onze tijd stikt het van de goden. Maar bij die goden begint het verhaal van bevrijding niet bij de braamstruik. Dit woord is in het Hebreeuws ‘sènè’, en hier hoor je een woordspel met Sinai, de naam van de berg waarop de Tien Woorden gegeven worden: spelregels om het goed met elkaar te hebben.
Bij Gods Naam past een verhaal, een goed verhaal. Dat goede verhaal is dat Zijn Naam altijd aan het licht komt waar liefde en recht gebeurt.
Het gaat er niet om of God bestaat, maar of Gods Naam in ons midden zichtbaar is of niet.
Als we willen ontdekken wie God is, wat zijn Naam is, dan moeten we verhalen vertellen, uit de Bijbel èn uit ons eigen leven waarin God misschien ook een naam heeft.