“Cent mille chansons”


Ruth van der Waall-Schaeffer, juni 2021

‘God slaapt in de steen, Hij ademt in de plant, Hij droomt in het dier en Hij ontwaakt in de mens’, dicht een Oosterse wijsgeer Rumi.
Gods Geest is in alles wat bestaat. In alles is Zijn Geest scheppend aanwezig: daardoor bestaat het. Sluimerend aanwezig in alles, ontwaakt God in ons. De mens is de plaats waar de Levende ontwaakt, waar Hij aktief wordt. Maar dit gaat niet vanzelf. De Levende wordt ook tegengewerkt.
De wereld waarin wij leven probeert ons te verleiden Hem te begraven in onszelf, Hem te bedelven onder wat wij belangrijk vinden. En dat is vaak slecht voor onze medeschepselen. Het eigenbelang groeit door tegen de Geest van de Levende in te gaan.
Dit loopt uit op Babelse toestanden. Voor mensen in Babel (‘wirwar’ betekent het) was dit het belangrijkste: ’Laat ons een toren bouwen, waarvan de top tot in de hemel reikt.’ Ze waren niet tevreden om hier op aarde alleen maar een plaats te zijn waar de Levende kan ontwaken in een aandachtig leven. Ze wilden naar Hem opklimmen, de hoogte in. Ze wilden niet ‘maar’ mens zijn. Ze wilden de Levende ontmoeten door de aarde achter zich te laten. Maar zo gaat het niet. Wij leven hier op aarde temidden van stenen, planten, dieren en mensen. En hier in ons gewone leven wil de Levende gevonden worden, als we Hem de kans geven in ons te ontwaken. In Babel zocht men het in de hemel in plaats van op de aarde, in de ijle lucht en niet in het lief en leed van de mensenwereld. Elkaar in de ogen kijken en dan zie je een mens, beeld van God.
Met die blik, die manier van kijken, houdt Babel op. Geen wirwar meer. Maar ontmoeting. Er zullen dan 100 000 liederen klinken zoals in 1968 Frida Boccara zong in haar lied ‘Il y aura cent mille chansons’:
Cent mille horizons devant nous / Partagés de bonheur
Tout étalés de nos coeurs… Et tes yeux et mes yeux / Dans un océan d’amour.