Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer, maart 2021
Waar woont God? Het zijn niet alleen kinderen die deze vraag stellen. Ik weet niet wat u zou antwoorden. De één zou misschien zeggen dat God in je hart woont, weer een ander gaat ervan uit dat de kerk het huis van God is. Salomo bouwde een tempel voor de Heer om er voor altijd Zijn Naam te laten wonen. Zou Salomo ook een naambordje op de deur gehangen hebben: hier woont God?! Volgens het bijbelboek Openbaring is de tempel maar iets voorlopigs, totdat de tempel als huis van God niet meer nodig is.
Dat doet me denken aan een joods verhaal. De rabbi van Kotzk verraste enkele knappe geleerden eens met de vraag ‘Waar woont God?’ Ze lachten hem uit! Zo’n gemakkelijke vraag! En er kwam geen antwoord. De rabbi gaf toen zelf maar het antwoord: ‘God woont waar je hem binnenlaat’. Alle Bijbelboeken spreken van het verlangen van God om bij ons mensen te wonen. Hij is een mensengod, wil bij ons in de buurt zijn, in onze stad, in onze straat, in ons huis. Maar wat betekent dat dan als we God binnenlaten om bij ons te wonen? Durven we dat eigenlijk wel? Want als we Hem binnenlaten in onze stad, dan moeten we zijn licht laten schijnen op muren van beveiliging die nieuwe muren van geweld op roepen. Als we God binnenlaten in onze straat, dan moeten we zijn licht laten schijnen op onze buren die een andere huidskleur hebben. Als we God binnenlaten in ons huis, dan moeten we zijn licht laten schijnen op de mensen met wie we wonen, met andere ogen naar hen gaan kijken. God binnenlaten heeft te maken met een thuis maken voor elkaar, waar een mantel om je heen geslagen wordt. Gaan onze deuren open of houden we hen dicht?