Noem mij bij mijn naam


Ruth van der Waall-Schaeffer

Pasen is geen licht dat “los verkrijgbaar” is. Je kunt niet opeens Pasen gaan vieren. Er gaat een voorbereidingstijd aan vooraf, namelijk de Veertigdagentijd. Op het moment dat ik dit schrijf, zitten we daar middenin. In de Veertigdagentijd –die op Aswoensdag begint en tot Pasen duurt, waarbij de zondagen niet meegerekend worden –wordt het steeds donkerder om Jezus heen. De dreiging beklemmender en uiteindelijk, op Goede Vrijdag, wordt het midden op de dag stikdonker (Matteüs 27: 45). Jezus wordt ter dood gebracht. Maar door het donker heen wordt een spoor van licht getrokken: de duisternis van de dood, van het onrecht, van de liefdeloosheid, zal niet het laatste woord hebben. Niet de nacht, maar de mórgen heeft het voor het zeggen. In de paasnacht wordtin de kerken, als symbool voor de overwinning van het licht, de paaskaars ontstoken (op Goede Vrijdag is deze gedoofd) en dan zingt men “Licht van Christus”. Vanuit het donker mogen we ons oriënteren –daar zit het woord “oriënt” in , het oosten, dààr waar het licht wordt door de opgaande zon –op dat veelbetekenende vlammetje. De theoloog Edward Schillebeeckx (†2009) zei een keer: “Het licht van Christus brandt alleen met de olie van ons leven.”

Het geloof in de opstanding van Jezus wordt niet enkel doorgegeven door verhalen over een leeg graf, over engelen, of zelfs door de verschijning van Jezus. Maar dat geloof ontstaat door “aangesproken worden”, door “bij je naam geroepen worden”, zoals dat bij Maria Magdalena gebeurde. Een stem die zegt: “Jij, jij staat in het licht dat de duisternis overwint.” Dan maken wij elkaar tot “Licht van Christus” en leren we het samen opnemen tegen de machten die steeds weer voor verduistering zorgen, in onszelf en in onze samenleving.Op eerste Paasdag steken we in onze kerk de nieuwe paaskaars aan: we worden aangeraakt door het Licht, geroepen bij onze naam, en door de olie van ons leven mogen we het paaslicht aan elkaar doorgeven.

Ruimte voor God


Ruth van der Waall-Schaeffer

“God is terug”, lees ik in een Nederlandse nieuwsbrief van een kloosterorde die ik in mijn mailbox ontvang. God is terug, ook al lopen kerken leeg en moeten deze soms sluiten. God is terug… Ik weet niet goed wat ik hiervan moet denken, of ik er blij mee moet zijn. Ik zou eerst willen weten: wat betekent het dat God terug is? God binnen handbereik… als het ons uitkomt. Soms hoor ik de naam “God”en dan denk ik: over wie hebben ze het? Ik hoor zo vaak het woord “God”: in de politiek, uit de mond van president Trump, “God bless America”, “with God on our side”,zoals Bob Dylan ooit zong. Enerzijds is God in onze moderne samenleving naar de zijlijn geschoven, anderzijds blijkt Hij weer een prominente plek te krijgen. God is terug. Terug in het midden van ons doen en laten. Ikben huiverig dat er van God weer een beeld wordt gemaakt, gemodelleerd door mensenhanden. In een godsbeeld kun je over hem beschikken, hij is verplaatsbaar en je zet hem neer waar hij –jou of de maatschappij –het beste uitkomt.

In een opera over Mozes en Aäron, gecomponeerd door Arnold Schönberg, prààt Mozes en hij zingt niet. Dat is opmerkelijk. De joodse componist heeft dat expres gedaan: Mozes maakt geen beeld van God, zelfs geen gezongen beeld. De componist wilde uitdrukking geven aan de eeuwenoude intuïtie dat van God geen beeld kan èn mag gemaakt worden. De wortels van deze intuïtie liggen in de ervaring van de Uittocht uit Egypte en in de “richtlijnen tot echt leven”, de 10 geboden (Exodus 20).

Mag je je God dan niet voorstellen? Natuurlijk wel, ook in de Bijbel wordt op een mensvormige manier over God gesproken. Waar het om gaat is, dat je als mens/als volk niet mag invullen waar God voor staat; Hem geen “beeld”opdrukken naar eigen behoefte of ter rechtvaardiging voor je argumenten. Dan span je God voor je karretje, voor je politieke programma, voor je aanslag, enz. Dat is gevaarlijk en dodelijk, ook voor God. Want een gemanipuleerde God is geen God. Je weet immers dan niet meer wat je aan Hem hebt. Hij wordt apathisch gemaakt, d.w.z.levenloos, zonder gevoel, ver weg. Het lijkt een paradox, maar God is meer bij ons als we géén beeld van hem maken, hem niet binnen handbereik hebben en in onze mond nemen. God is geen beeld, maar een NAAM. Zijn naam is “Ik ben”, ik zal er zijn. Noch over Gods beeld noch over zijn naam kunnen we beschikken. Dat valt niet mee, want we hebben graag alles onder controle. Het lijkt alsof we met lege handen staan. Maar misschien hebben we juist méér als we gewoonGod God laten zijn. Hem niet te snel overal bij halen, niet in acties, niet in verklaringen en zelfs met terughoudendheid in onze gebeden.

10 maart is de eerste zondag in de Veertigdagentijd, we gaan op weg naar Pasen, op weg naar ruimte. Pasen geeft levensruimte. Op weg gaan maar zeker ook stil en open staan zodat de Levende de ruimtekrijgt naar ons toe te komen, terug te komen, en wij zijn Naam kunnen horen.

Overdenking


Ruth van der Waall-Schaeffer

VERGETEN

Oud en Nieuw…de jaarwisseling, een pas op de plaats. Enerzijds terugblikken op het voorbije jaar en anderzijds is er een nieuw begin. Zo wordt vaak de start van een nieuw kalenderjaar gezien. Het nieuwe jaar ligt als een onbeschreven blad voor je. Natuurlijk staan er in agenda’s al een tijdje afspraken, verjaardagen, wellicht vakanties genoteerd, maar dat zijn neutrale, zakelijke woorden. Want hoe die vakantie, of die afspraak er inhoudelijk uit gaat zien, welke kleur die gaat krijgen, dat weten we nog niet. Het is een verrassingspakket. Gebeurtenissen krijgen pas naderhand als je er weer aan terugdenkt een klank, een kleur.

Er aan terugdenkt…terugdenken is een functie van het geheugen.

Er bestaat geen ander geluk dan dat van de herinnering, dan dat van het opwekken, levend maken, en veroveren van de voorbije en verloren tijd, zegt Marcel Proust in ‘Á la recherche du temps perdu’. En soms borrelt het lied van Herman van Veen in mij op: ‘Een mooie herinnering, iets waarvan je houdt, neem je overal mee naar toe, neem je mee in je geheugen.’

De gedachte dat je je steeds minder kunt herinneren of op een gegeven moment zelfs niets meer, lijkt mij afschuwelijk. Ik spreek hier niet over dingen die zeer verwondend zijn geweest en die je diep weggestopt hebt of liever wilt vergeten.

In één van mijn vroegere werkkringen had ik o.a.te maken met mensen die de ziekte Alzheimer, dementie hadden. Een terugkerende vraag was: ‘Hoe verder te leven, hoe gaan je naasten er mee om?’ In een boek over de beleving van dementie las ik deze ontroerende zinnen tussen een echtpaar: “En als we elkaar nu vergeten?” vraag ik. “Jij mij of andersom, ik jou?” Het (sociale) leven dat je leidt glipt langzaam maar zeker tussen je vingers weg. Het spook van het vergeten waart door het huis en zit je niet meer achter het stuur van je leven, maar verhuis je naar de achterbank, schreef Bert Keizer recent in dagblad ‘Trouw’.

Als je weet dat je de ziekte ‘Alzheimer’ hebt of drager bent van het gen, ga je heel bewust in het nu leven. Je probeert nu te genieten, nu de dingen te doen waar je goed in bent of waar je van houdt. Je weet dat uitstelgedrag in zekere zin ‘gestraft’ wordt. Natuurlijk is er eerst de moeilijke fase van aanvaarding. Maar daarna is het belangrijk zo lang mogelijk, in verband met je gevoel van eigenwaarde, de regie over je leven te houden, met hulp van naasten.

Het is wijs stil te staan bij wat je hebt en (nog) kunt en dat dit absoluut niet aan een zekere leeftijd gebonden is. Daarom is het wellicht niet gek om aan het begin van een nieuw jaar alleen of met anderen herinneringen op te halen, ‘ hoe heb ik het afgelopen jaar beleefd.’

Immers je tweede leven begint wanneer je begrijpt dat je er slechts één hebt…Lief het leven.

Overdenking


Ruth van der Waall-Schaeffer

DEMAIN JE RECOMMENCE

Een vader gaat met zijn zoontje naar de dierentuin. Daar komen ze voor een heel grote kooi waar olifanten staan. Bij de kooi hangt een bordje: deze olifant is 95 jaar oud. Het jongetje zegt ‘Maar wat heeft hij die 95 jaar gedààn?’ Want dat is het belangrijkste. Wat heb je gedaan!

Een nieuw jaar is, overal en bij iedereen, een tijdstip van gewicht. Het maakt niet uit of het nu een nieuw schooljaar is, een begin van een nieuw kerkelijk seizoen, of als je aan een nieuw levensjaar begint, het is een markeringspunt. Misschien herkent u de behoefte even stil te staan en rond te zien. Dat deden we ook op de zondag van de rentrée op de boerderij van Albert Koning: wat heeft de gemeente gedaan het afgelopen jaar, wat niet, hoe staan de financiën ervoor, en hoe overleven we met of zonder dominee. Een jaar, het is weinig en het is veel. Er is gelachen, gehuild, verlangd, gestampvoet, hoeveel keer had je een bonzend hart omdat je iets moest zeggen waar je tegenop zag.. hoe vaak heb je wakker gelegen… Tijd van terug zien: wat hebben we gedaan… en tijd van vooruitzien… wat gaan we doen!

“Demain je recommence”, zingt de Franse zanger Guy Béart. “Morgen begin ik opnieuw.” Voor de ERN Parijs staat een nieuw kerkelijk jaar voor de deur. En of we nu protestants of katholiek zijn, of dat we niet precies weten of en hoe we geloven, de vraag die op ons toekomt is dezelfde: wat kan ik als echt mens doen voor medemensen, voor de schepping…hoe kunnen we ontdekken wat wezenlijk is in het leven van alle dag? Pasklare antwoorden zijn er niet te geven. Leven, proberen te geloven is iets van ons samen, is een relationeel gebeuren. Elkaar vragen stellen ‘ hoe doe jij dit, hoe vind jij vertrouwen, hoe lukt het jou om elke dag weer uit je bed te komen? Bij proberen te geloven gaat het vooral om hoe en minder om wat. Hoe sta je in het leven… Elkaar vragen stellen èn elkaar verhalen vertellen. Ook die vanuit de Bijbel. Om ons aan te spiegelen. Want het zijn levens van mensen zoals u en ik. Het is eigenlijk gewoon mooi dat we samen in verbondenheid een nieuwe bladzijde mogen gaan vullen.