Van zingen en geloven


Ruth van der Waall-Schaeffer

Zingen en geloven…, is daar een relatie tussen? Hebben zingen en geloven iets met elkaar te maken? De joodse schrijver Abel Herzberg heeft die overkomst tussen zingen en geloven eens mooi geformuleerd: ‘Zoals er mensen zijn die zingen, niet omdat zij dit willen, maar omdat er een stem als vanzelf in hen oprijst, zo zijn er ook mensen die geloven, niet uit angst en niet uit hoop op beloning, maar omdat zij vanuit hun wezen niet anders kunnen.’
We zingen niet alleen omdat we zo opgewekt en vrolijk zijn, maar we zingen ook omdat we de afstand tussen Gods beloften van recht, vrede en geluk aan de ene kant, en onze wereld, ons leven, aan de andere kant, in het lied als het ware overbruggen.
Toen Calvijn zijn beschrijving van de liturgie ‘De vorm van de gebeden’ noemde, gaf hij daarmee aan dat het gezamenlijk zingen een vorm van gebed is. De kerkvader Augustinus (rond 400 n. Chr.) zei het ook al: ‘Zingen is twee keer bidden’.
Vanaf februari zal ik één keer per maand aan een kerkganger (m/v) vragen (en daar horen uiteraard ook kinderen bij) welk lied haar/hem ontroert, blij maakt, bemoedigt… en of hij/zij dit heel kort tijdens de dienst wil toelichten. Daarna zingen we dit lied. Als het niet in het Liedboek staat, dan printen we het uit. U kunt dus in de week voor de desbetreffende dienst deze vraag van mij verwachten.
Het is maar dat u het weet… ♫♫

Kerst en Pasen verenigd


Ruth van der Waall-Schaeffer

Kerstkaarten: je ziet ze in allerlei vormen en kleuren met daarop allerlei afbeeldingen variërend van kaarsen tot kerstmannen, van sneeuwlandschappen tot cartoons. Van kunst tot kitsch. Zelf heb ik in mijn ‘collectie’ een kerstkaart die ik een paar jaar geleden hartje zomer kocht in het Zuid-Franse Vence. Ik bezocht daar een Dominicaanse kapel ontworpen en geschilderd door de kunstenaar Henri Matisse (†1954). Eigenlijk had ik nog nooit zo’n lichte, kleurrijke, zonnige kapel gezien. Een feest van licht en ruimte. Muren, plafond en de vloer zijn simpel wit gehouden. Maar dan de ramen! Citroengele en groene bladeren tegen een hemelsblauwe achtergrond. Het typisch, zuidelijke licht brengt door de ramen kleur op de vloer.

“Mijn kapel moet een bloem zijn”, vertelde ooit Matisse na een bezoek aan de Notre- Dame te Parijs. Kleuren die, zoals hij zei, “onmiddellijke uitwerking hebben op het gemoed en je terugvoeren naar je wortels”. Op de wanden heeft Matisse tekeningen aangebracht, van o.a. de kruisweg van Jezus en Maria met het kind Jezus. Die van Maria is de kerstkaart waarop ik doelde en die hieronder afgedrukt is. Geen traditionele kerstafbeelding. Matisse schildert met eenvoudige zwarte lijnen; Maria noch Jezus hebben gelaatstrekken. En toch hebben ze een gezicht, is er expressie in hun houding. Vul zelf maar hun expressie in! Dat kan voor ieder mens anders zijn: hoe zie je, hoe ervaar je Maria, Jezus. In vloeiende lijnen schetst Matisse de kern.

De afbeelding van Maria met het kind draagt als titel ‘De twijg van Jesse heeft gebloeid’ (Jesaja 11: 1-10) Het bekende kerstlied ‘Er is een roos ontloken uit barre wintergrond’ is gebaseerd op Jesaja. Deze afbeelding drukt iets bijzonders uit. Als u er goed naar gaat kijken, ziet u een kindje op de arm van zijn moeder, maar hij zit niet gewoon op moeders arm maar ‘staat’ als een gekruisigde, èn tegelijkertijd is hij ‘opgestaan’. In zijn houding worden geboorte, kruisiging èn opstanding verenigd. Omringd door de bloeiende twijg van Jesse.

Voor alle leeftijden


Ruth van der Waall-Schaeffer

Luidkeels zong ik het vroeger achterop de fiets bij mijn moeder. Het zal de melodie geweest zijn die de woorden vergezelde waardoor dat kleine meisje enthousiast meegesleept werd. Het gaat hier om een kerklied van Jacqueline van der Waals (†1922) ‘Wat de toekomst brenge moge, mij geleid des Heren hand…. Leer mij volgen zonder vragen…’ Nou, noch destijds als ukkepuk noch nu als yep (voor degenen die deze discussie in Nederland niet hebben gevolgd: ‘yep’ staat voor ‘Young Elderly Person’) zijn die zinnen op mij van toepassing.

Volgen zonder vragen. Juist in de joodse traditie, de traditie van de synagoge, hoort vragen stellen erbij, want zo kun je op het spoor komen hoe des Heren hand leidt, wie de Heer is! Vragen hoe wij met die Heer om willen, kunnen en mogen gaan. Ik ben blij dat ik altijd de ruimte heb gevoeld in de kerk waar ik opgegroeid ben, en ook gedurende mijn studie theologie in Amsterdam, dat vragen er mochten zijn.

Wie ben jij God? Wie ben jij mens? Waar ben je God? Waar ben je mens (Gen. 3)? Daar al vragende een lijntje tussen leggen. En wat je dan ontdekt is dat er steeds weer nieuwe vragen komen. Als je net denkt: ‘Nu weet ik wie God is’, blijkt dat beeld je weer te ontglippen. Als ik net denk: ‘Nu Ruth, zo zit je in elkaar’, dan gebeurt er iets, en groei ik weg uit dat beeld. En dat brengt dat lijntje tussen God en mij ook in beweging. Zoals de zee en haar golven. En dan de laatste woorden uit dat lied van Jacqueline van der Waals: ‘Met een rustig kalme moed’. Op een rustige, kalme wijze de moed hebben die vragen te blijven stellen.

Vragen laten bestaan, betekent de vaste antwoorden wie of wat God is, durven loslaten. Dat betekent ook je zelf steeds wéér bevragen, met behulp van verhalen uit de Bijbel, de literatuur, de kunst, èn je naaste. Dat is iets voor alle leeftijden.
(Be)vragen en loslaten, met een rustig, kalme moed.

Je naam is een verhaal


Ruth van der Waall-Schaeffer

Het eerste dat we onze dochters leerden toen ze naar een Franse school gingen: ‘Je m’appelle… comment tu t’appelles?’. Een naam kennen is belangrijk. Namen spelen ook in de Bijbel een belangrijke rol. Namen zijn altijd gericht op de toekomst. Het is je levensprogramma! Zo betekent de naam Abraham: ‘vader van vele volkeren’. Als Naomi (de lieflijke) haar naam verandert in Mara (de bittere), dan zit daar een verhaal aan vast. Je naam is een verhaal. Op de zondag van de rentrée lazen we uit Exodus. Het volk Israël leefde in Egypte en was slaaf onder het regime van farao. Hij heeft geen naam, dat is opvallend! God hoorde en zag hun ellende en wil dat Mozes zijn mensen gaat bevrijden. Mozes sputtert en vraagt: ‘Wie ben jij die mij dit vraagt, uit nààm van wie moet ik gaan? ‘God maakt zich kenbaar: ‘Ik was wie Ik was, Ik ben wie Ik ben, Ik zal zijn wie Ik zal zijn.’ Die tijden (verleden tijd, tegenwoordige tijd, toekomende tijd) zijn in zijn naam verbonden. De inhoud van zijn naam is concreet: hij was er, hij is er en zal zijn in je leven en in de geschiedenis, als je verliefd bent of in rouw, als je onderdrukt wordt of ruimte krijgt om te leven. Zijn naam is niet ‘god’, want van die naam gaan er wel dertien in een dozijn. Ook in onze tijd stikt het van de goden. Maar bij die goden begint het verhaal van bevrijding niet bij de braamstruik. Dit woord is in het Hebreeuws ‘sènè’, en hier hoor je een woordspel met Sinai, de naam van de berg waarop de Tien Woorden gegeven worden: spelregels om het goed met elkaar te hebben.

Bij Gods Naam past een verhaal, een goed verhaal. Dat goede verhaal is dat Zijn Naam altijd aan het licht komt waar liefde en recht gebeurt.
Het gaat er niet om of God bestaat, maar of Gods Naam in ons midden zichtbaar is of niet.

Als we willen ontdekken wie God is, wat zijn Naam is, dan moeten we verhalen vertellen, uit de Bijbel èn uit ons eigen leven waarin God misschien ook een naam heeft.

Beelden van God


Ruth van der Waall-Schaeffer

Gedicht van Hans en Monique Hagen

God
Zou er een god zijn
En als er één is
Waar is hij dan van
Van water of van glas
Van zilver of van goud
Is god doorzichtig
En als hij in de spiegel kijkt
Wat ziet hij dan
Een kind een vrouw een man

Kan god mij helpen
Als ik iets moeilijks doe
Maar hoe weet god dan hoe
Lijkt hij op een mens
Is god gemaakt van lucht
Of
Is god gemaakt van wens

Beelden van God, we hebben ze allemaal: is hij lucht, persoonlijke vriend(in), oerkracht, zedenmeester. Is God een macht in de hemel die alles weet wat wij niet weten, de gatenvuller waar de theoloog Bonhoeffer (omgebracht in Auschwitz) over schreef? De middeleeuwse mysticus Meister Eckhart zegt dat God aan elk beeld ontsnapt. Anno 2019 grijpt men zeer op Eckhart terug, maar ik heb mijn twijfels of men niet voorbijgaat aan iets wezenlijks in zijn theologie. Daar zet ik vraagtekens bij. U zult er vast van mij nog meer over horen of lezen.
Over wie of wat God voor ons is, voor ons persoonlijk en voor ons als Parijse gemeente, willen we met elkaar nadenken, op allerlei manieren. Wat betekent het dat we geschapen zijn naar Gods beeld? Misschien hebben we wel niet veel op met God. Ook dat mag gezegd worden. Daar is niets op tegen. Ik vind het spannend om ook zelf steeds weer aan de gang te gaan met die vier letters JHWH, zoals Gods naam in de Bijbel beschreven wordt. Letters die we niet kunnen uitspreken. Is dat dan de kern, dat God onuitsprekelijk is? Misschien kunnen we God op het spoor komen door verhalen, verhalen uit de Bijbel, verhalen van u en mij en andere mensen. Verhalen geven mensen grond onder de voeten, leggen een verbinding tussen verleden, heden en toekomst. We kunnen verhalen ook zingen waardoor we misschien wel vleugels krijgen. Om te ontdekken dat er meer is tussen hemel en aarde.

“Re-creatie”


Ruth van der Waall-Schaeffer

Recreatie. In deze tijd van het jaar een veelgehoord woord. De sport-en zakenwereld speelt handig in op de behoefte “eruit te willen zijn”. Toch is het woord “recreatie” een begrip waar je langer bij stil zou moeten staan. Re-creëren: een heel Bijbels gegeven. In hoofdstuk 31 (vers 17) van het boek Exodus wordt van God gezegd: Hij hield op met werken en kwam op adem. Dat wil zeggen: Hij werd verfrist (in de Franse Bijbel, vertaald door André Chouraqui, staat“Il a chômé et soufflé”). Na zes dagen waarin Hij hemel en aarde had geschapen (gecreëerd), rustte Hij op de zevende dag. Je zou kunnen zeggen “recreatie na creatie”. Weer op adem komen, onszelf die rust gunnen. Herboren worden is soms nodig, want het leven snijdt ons af en toe de adem af. Verdriet, teleurstelling maken ons tot benauwde, verslagen mensen. Bovendien moeten we ons ook bevrijden van de sleur van alle dag waardoor we aan het mooie van Gods schepping voorbijgaan.

Een groot loflied op de schepping is Psalm 8. Het lijkt alsof de dichter recreëert. Hij (zij) staat stil. En laat diep tot zich doordringen hoe bijzonder de Naam is van degene die dit alles tot stand heeft gebracht. De psalmist kijkt omhoog en om zich heen, vol verwondering dat de mens, als Gods partner, over de aarde mag heersen. Dat houdt niet in dat de mens als een baasje/bazinnetje zich de aarde mag toe-eigenen of er roekeloos mee om kan gaan. De schepping moet juist omarmd worden door ons, gekoesterd, een plaats waar mensen kunnen recreëren, tot zichzelf mogen komen.

Als wij dienstbaar zijn aan de aarde, is de aarde ons ten dienste omdat de mensen dan mogen genieten van de vruchten die zij ons geeft. Tijd nemen, ruimte zoeken, stilte, om Gods Adem, zijn creatieve kracht binnen te laten stromen. Of je nu uit bent of thuis.

Ik wens u een re-creatieve zomertijd toe!

De hemel open zingen…


Ruth van der Waall-Schaeffer

“Er zijn mensen die zingen, niet omdat zij dit willen, maar omdat er een stem in hen oprijst”, zegt de joodse schrijver Abel Herzberg. Zingt u vaak, behalve in de kerk misschien? Als ik neuriënd in een winkelcentrum loop en mijn eigen muziek wordt verdrongen door “een muziekje” uit één of andere luidspreker, dan maakt me dat niet blij. Moet dat muziekje het winkelen gezelliger maken? Als wij zélf zingen, gebeurt er iets met ons. Je wordt los getild uit wat je aan het doen bent of wat vast zit in je hoofd en je lijf. Gevoelens gaan stromen, er komen emoties los. In het Franse woord “enchanter” (betoveren) zit het woord “chanter” (zingen). Misschien heeft zingen wel iets weg van betovering. Zingen is bevrijdend, zet je weer in beweging. Het voedt ons met kracht en hoop. Als het erop aankomt, in moeilijke tijden, wordt er gezongen om het vuurtje van de hoop weer aan te wakkeren. In de oorlog had het lied “Land of hope and glory” zo’n uitwerking. Zingen bemoedigt en verbindt. Dat zag je ook toen Madonna “Like a prayer” zong op de Place de la République in Parijs na de aanslag in de Bataclan in2015.

We kunnen nog wat van de vogels leren: zij zingen terwijl het nog donker is, en het licht het duister nog niet verjaagd heeft. Zingen en hoop horen bij elkaar. We zingen ons los en zingen de toekomst naar ons toe. Als ons lied verstomt, winnen berusting, cynisme en ongeloof het. Lied verloren, alles verloren. Zingen geeft g(G)eestkracht. Misschien daagt Pinksteren ons daartoe wel uit! “Komt laat ons deze dag met heilig vuur bezingen…”

Tot je kern


Ruth van der Waall-Schaeffer

“Mijn kerk zijn de bergen. Daar zoek ik de eenzaamheid op, waar ik kan lezen en schrijven.” Dit is een spreuk van de dag in de filosofische dagkalender. Hij is afkomstig van de Noorse cultuurwetenschapper Ole Martin Hoystad.

Om een boek over de ziel te schrijven, trok hij zich een paar jaar terug in de bergen. “De ziel”… weten we nog raad met dit begrip? Het zit nog wel in diverse Nederlandse woorden verstopt. Als ik even Google komen deze woorden al snel tevoorschijn: zielenpoot, ter ziele zijn, eelt op zijn ziel, zielsgelukkig, moederziel alleen, met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over…

De ziel heet in het Hebreeuws “nèfèsj” en in Oudtestamentische betekenis is “nèfèsj” niet een onderdeel van de mens zoals dat bijvoorbeeld in de Nederlandse taal wèl tot uitdrukking komt: “met hart en ziel”. Alsof hart en ziel los van elkaar staan. Hart en ziel vormen juist een eenheid. De ziel staat niet apart van het lichaam. Nèfèsj is alles wat ik ben en doe. Dus ook alles wat ik voel. De mens heeft geen ziel maar is een ziel. Als je op je ziel getrapt wordt, dan voel je dat in alles. Het raakt me in het diepst van mijn ziel: dan is dat niet alleen ergens in een hoekje van mijn hoofd. Mijn hele persoon is erbij betrokken, het doet pijn in mijn buik. Als we naar Genesis 2: 7 kijken, lezen we dat God de Heer de mens de levensadem in zijn neus blies, en zo werd de mens tot een levende ziel (nèfèsj). De mens kreeg geen ziel, hij werd een levende ziel. Een levend wezen. Als Maria uitroept: Mijn ziel maakt groot de Heer en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland (Luc.1: 47), dan zal haar gezicht gestraald hebben, en niet alleen haar gezicht, haartenen krulden vast ook van blijdschap!

Ik vind het mooi hoe de Bijbelschrijvers ons terug brengen naar de essentie: de mens, een uniek wezen, levend van uit zijn/haar nèfèsj, dus met alles wat in je is, in ontmoeting, om zo tot je kern gebracht te worden.

Noem mij bij mijn naam


Ruth van der Waall-Schaeffer

Pasen is geen licht dat “los verkrijgbaar” is. Je kunt niet opeens Pasen gaan vieren. Er gaat een voorbereidingstijd aan vooraf, namelijk de Veertigdagentijd. Op het moment dat ik dit schrijf, zitten we daar middenin. In de Veertigdagentijd –die op Aswoensdag begint en tot Pasen duurt, waarbij de zondagen niet meegerekend worden –wordt het steeds donkerder om Jezus heen. De dreiging beklemmender en uiteindelijk, op Goede Vrijdag, wordt het midden op de dag stikdonker (Matteüs 27: 45). Jezus wordt ter dood gebracht. Maar door het donker heen wordt een spoor van licht getrokken: de duisternis van de dood, van het onrecht, van de liefdeloosheid, zal niet het laatste woord hebben. Niet de nacht, maar de mórgen heeft het voor het zeggen. In de paasnacht wordtin de kerken, als symbool voor de overwinning van het licht, de paaskaars ontstoken (op Goede Vrijdag is deze gedoofd) en dan zingt men “Licht van Christus”. Vanuit het donker mogen we ons oriënteren –daar zit het woord “oriënt” in , het oosten, dààr waar het licht wordt door de opgaande zon –op dat veelbetekenende vlammetje. De theoloog Edward Schillebeeckx (†2009) zei een keer: “Het licht van Christus brandt alleen met de olie van ons leven.”

Het geloof in de opstanding van Jezus wordt niet enkel doorgegeven door verhalen over een leeg graf, over engelen, of zelfs door de verschijning van Jezus. Maar dat geloof ontstaat door “aangesproken worden”, door “bij je naam geroepen worden”, zoals dat bij Maria Magdalena gebeurde. Een stem die zegt: “Jij, jij staat in het licht dat de duisternis overwint.” Dan maken wij elkaar tot “Licht van Christus” en leren we het samen opnemen tegen de machten die steeds weer voor verduistering zorgen, in onszelf en in onze samenleving.Op eerste Paasdag steken we in onze kerk de nieuwe paaskaars aan: we worden aangeraakt door het Licht, geroepen bij onze naam, en door de olie van ons leven mogen we het paaslicht aan elkaar doorgeven.

Ruimte voor God


Ruth van der Waall-Schaeffer

“God is terug”, lees ik in een Nederlandse nieuwsbrief van een kloosterorde die ik in mijn mailbox ontvang. God is terug, ook al lopen kerken leeg en moeten deze soms sluiten. God is terug… Ik weet niet goed wat ik hiervan moet denken, of ik er blij mee moet zijn. Ik zou eerst willen weten: wat betekent het dat God terug is? God binnen handbereik… als het ons uitkomt. Soms hoor ik de naam “God”en dan denk ik: over wie hebben ze het? Ik hoor zo vaak het woord “God”: in de politiek, uit de mond van president Trump, “God bless America”, “with God on our side”,zoals Bob Dylan ooit zong. Enerzijds is God in onze moderne samenleving naar de zijlijn geschoven, anderzijds blijkt Hij weer een prominente plek te krijgen. God is terug. Terug in het midden van ons doen en laten. Ikben huiverig dat er van God weer een beeld wordt gemaakt, gemodelleerd door mensenhanden. In een godsbeeld kun je over hem beschikken, hij is verplaatsbaar en je zet hem neer waar hij –jou of de maatschappij –het beste uitkomt.

In een opera over Mozes en Aäron, gecomponeerd door Arnold Schönberg, prààt Mozes en hij zingt niet. Dat is opmerkelijk. De joodse componist heeft dat expres gedaan: Mozes maakt geen beeld van God, zelfs geen gezongen beeld. De componist wilde uitdrukking geven aan de eeuwenoude intuïtie dat van God geen beeld kan èn mag gemaakt worden. De wortels van deze intuïtie liggen in de ervaring van de Uittocht uit Egypte en in de “richtlijnen tot echt leven”, de 10 geboden (Exodus 20).

Mag je je God dan niet voorstellen? Natuurlijk wel, ook in de Bijbel wordt op een mensvormige manier over God gesproken. Waar het om gaat is, dat je als mens/als volk niet mag invullen waar God voor staat; Hem geen “beeld”opdrukken naar eigen behoefte of ter rechtvaardiging voor je argumenten. Dan span je God voor je karretje, voor je politieke programma, voor je aanslag, enz. Dat is gevaarlijk en dodelijk, ook voor God. Want een gemanipuleerde God is geen God. Je weet immers dan niet meer wat je aan Hem hebt. Hij wordt apathisch gemaakt, d.w.z.levenloos, zonder gevoel, ver weg. Het lijkt een paradox, maar God is meer bij ons als we géén beeld van hem maken, hem niet binnen handbereik hebben en in onze mond nemen. God is geen beeld, maar een NAAM. Zijn naam is “Ik ben”, ik zal er zijn. Noch over Gods beeld noch over zijn naam kunnen we beschikken. Dat valt niet mee, want we hebben graag alles onder controle. Het lijkt alsof we met lege handen staan. Maar misschien hebben we juist méér als we gewoonGod God laten zijn. Hem niet te snel overal bij halen, niet in acties, niet in verklaringen en zelfs met terughoudendheid in onze gebeden.

10 maart is de eerste zondag in de Veertigdagentijd, we gaan op weg naar Pasen, op weg naar ruimte. Pasen geeft levensruimte. Op weg gaan maar zeker ook stil en open staan zodat de Levende de ruimtekrijgt naar ons toe te komen, terug te komen, en wij zijn Naam kunnen horen.