Bij je naam geroepen


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

Een leeg graf. Paasgeloof ontstaat niet door het zien van een leeg graf of door het zien van engelen, of zelfs van een verschijning van Jezus. Nee, paasgeloof begint door aangesproken te worden, door bij je naam geroepen te worden. We kunnen allemaal wonderlijke verhalen horen over wat er mogelijk gebeurd zou kunnen zijn, wat er wel of niet te zien geweest is rond het jaar 33. Helpen die verhalen ons verder? Nee, het belangrijkste is dat er een stem geklonken heeft die zegt: ‘Jij’. Maria loopt rond in de tuin waar men Jezus in een graf heeft gelegd. Het graf is leeg. Ze is in tranen op zoek. Ze ziet Jezus zelf, maar ze herkent Hem niet en denkt dat het de hovenier is. Maar opeens roept Jezus haar bij haar nààm: ‘Maria, jij!’ En dan pas herkent ze Jezus, keert zich om dan en komt de vitaliteit ook in haar terug. Maar hoe kunnen wij ooit zo door Jezus aangesproken worden ? Door Hem bij onze naam geroepen worden?
Het evangelie vertelt dat wij de adem van Jezus krijgen om elkààr zo te kunnen aanspreken. Hij blies over zijn leerlingen en zei:’Ontvangt de Heilige Geest’, dat wil zeggen: ga in mijn geest leven. Met de adem, in de geest van Jezus, kunnen wij elkaar bij onze naam noemen, en zeggen:’jij’! Om vervolgens gehoor te geven aan de stem die je oproept om te keren. Je moet zèlf in beweging komen. Durven gaan, voorbij het dode, voorbij de duisternis, voorbij de gemiste kansen.

Met Pasen wordt tegen ons gezegd: ‘jij, jij, lief en gewenst mens, keer je om en vat moed, kom in beweging !’

Veertig dagen op weg naar Pasen: de ene voet voor de andere


Ruth van der Waall-Schaeffer

Exodus –De Namen– Sjemot zoals het boek in het Hebreeuws heet. Het is zo genoemd omdat de eerste zin luidt: “En dit zijn de namen van de kinderen van Jacob…”.Ging het in Genesis om de schepping van de wereld, en hoorden we over de aartsvaders en moeders, individuele mensen van Adam en Eva tot Jozef, in Exodus wordt de schepping van een volk (Israël) beschreven dat terecht gekomen is in Egypte, het land waar het volk Israël in slavernij leefde. We lezen hoe dit volk weg wist te komen onder dit regime, hoe het rond dwaalde in de woestijn, waar ze moesten leren volk te zijn en menselijk met elkaar te leven. Hoe ze met vallen en opstaan een relatie opbouwden met God op persoonlijk, sociaal en politiek gebied. Hetgaat over een volk, maar in dat volk staan mensen op uit doodse/doodlopende structuren omdat ze durf en compassie hadden. Bijvoorbeeld: Sifra en Pua, Mirjam, Mozes en Aäron. Zij hadden de moed om te zijn (om de filosoof-theoloog Paul Tillichte citeren). Ze lieten zich niet verlammen door angst en zinloosheid. Exodus, de Namen: je naam duidt een levensprogramma aan. Je bent niet een anoniem wezen. In Exodus maakt ook God zijn Naam bekend: “Ik zal er zijn, voor jou; dat is mijn Naam. Je kunt ook zeggen: Ik was er, Ik ben er, Ik zal er zijn.”

In de Veertigdagentijd gaan we met het boek Exodus op weg naar Pasen. Op 1 maart is er na de dienst een leerhuis over Exodus. De kerkenraad heeft het projectboekje ‘Een teken van leven’ besteld zodat er ook thuis met de kinderen aandacht besteed kan worden aan de weg naar Pasen.

Van zingen en geloven


Ruth van der Waall-Schaeffer

Zingen en geloven…, is daar een relatie tussen? Hebben zingen en geloven iets met elkaar te maken? De joodse schrijver Abel Herzberg heeft die overkomst tussen zingen en geloven eens mooi geformuleerd: ‘Zoals er mensen zijn die zingen, niet omdat zij dit willen, maar omdat er een stem als vanzelf in hen oprijst, zo zijn er ook mensen die geloven, niet uit angst en niet uit hoop op beloning, maar omdat zij vanuit hun wezen niet anders kunnen.’
We zingen niet alleen omdat we zo opgewekt en vrolijk zijn, maar we zingen ook omdat we de afstand tussen Gods beloften van recht, vrede en geluk aan de ene kant, en onze wereld, ons leven, aan de andere kant, in het lied als het ware overbruggen.
Toen Calvijn zijn beschrijving van de liturgie ‘De vorm van de gebeden’ noemde, gaf hij daarmee aan dat het gezamenlijk zingen een vorm van gebed is. De kerkvader Augustinus (rond 400 n. Chr.) zei het ook al: ‘Zingen is twee keer bidden’.
Vanaf februari zal ik één keer per maand aan een kerkganger (m/v) vragen (en daar horen uiteraard ook kinderen bij) welk lied haar/hem ontroert, blij maakt, bemoedigt… en of hij/zij dit heel kort tijdens de dienst wil toelichten. Daarna zingen we dit lied. Als het niet in het Liedboek staat, dan printen we het uit. U kunt dus in de week voor de desbetreffende dienst deze vraag van mij verwachten.
Het is maar dat u het weet… ♫♫

Kerst en Pasen verenigd


Ruth van der Waall-Schaeffer

Kerstkaarten: je ziet ze in allerlei vormen en kleuren met daarop allerlei afbeeldingen variërend van kaarsen tot kerstmannen, van sneeuwlandschappen tot cartoons. Van kunst tot kitsch. Zelf heb ik in mijn ‘collectie’ een kerstkaart die ik een paar jaar geleden hartje zomer kocht in het Zuid-Franse Vence. Ik bezocht daar een Dominicaanse kapel ontworpen en geschilderd door de kunstenaar Henri Matisse (†1954). Eigenlijk had ik nog nooit zo’n lichte, kleurrijke, zonnige kapel gezien. Een feest van licht en ruimte. Muren, plafond en de vloer zijn simpel wit gehouden. Maar dan de ramen! Citroengele en groene bladeren tegen een hemelsblauwe achtergrond. Het typisch, zuidelijke licht brengt door de ramen kleur op de vloer.

“Mijn kapel moet een bloem zijn”, vertelde ooit Matisse na een bezoek aan de Notre- Dame te Parijs. Kleuren die, zoals hij zei, “onmiddellijke uitwerking hebben op het gemoed en je terugvoeren naar je wortels”. Op de wanden heeft Matisse tekeningen aangebracht, van o.a. de kruisweg van Jezus en Maria met het kind Jezus. Die van Maria is de kerstkaart waarop ik doelde en die hieronder afgedrukt is. Geen traditionele kerstafbeelding. Matisse schildert met eenvoudige zwarte lijnen; Maria noch Jezus hebben gelaatstrekken. En toch hebben ze een gezicht, is er expressie in hun houding. Vul zelf maar hun expressie in! Dat kan voor ieder mens anders zijn: hoe zie je, hoe ervaar je Maria, Jezus. In vloeiende lijnen schetst Matisse de kern.

De afbeelding van Maria met het kind draagt als titel ‘De twijg van Jesse heeft gebloeid’ (Jesaja 11: 1-10) Het bekende kerstlied ‘Er is een roos ontloken uit barre wintergrond’ is gebaseerd op Jesaja. Deze afbeelding drukt iets bijzonders uit. Als u er goed naar gaat kijken, ziet u een kindje op de arm van zijn moeder, maar hij zit niet gewoon op moeders arm maar ‘staat’ als een gekruisigde, èn tegelijkertijd is hij ‘opgestaan’. In zijn houding worden geboorte, kruisiging èn opstanding verenigd. Omringd door de bloeiende twijg van Jesse.

Voor alle leeftijden


Ruth van der Waall-Schaeffer

Luidkeels zong ik het vroeger achterop de fiets bij mijn moeder. Het zal de melodie geweest zijn die de woorden vergezelde waardoor dat kleine meisje enthousiast meegesleept werd. Het gaat hier om een kerklied van Jacqueline van der Waals (†1922) ‘Wat de toekomst brenge moge, mij geleid des Heren hand…. Leer mij volgen zonder vragen…’ Nou, noch destijds als ukkepuk noch nu als yep (voor degenen die deze discussie in Nederland niet hebben gevolgd: ‘yep’ staat voor ‘Young Elderly Person’) zijn die zinnen op mij van toepassing.

Volgen zonder vragen. Juist in de joodse traditie, de traditie van de synagoge, hoort vragen stellen erbij, want zo kun je op het spoor komen hoe des Heren hand leidt, wie de Heer is! Vragen hoe wij met die Heer om willen, kunnen en mogen gaan. Ik ben blij dat ik altijd de ruimte heb gevoeld in de kerk waar ik opgegroeid ben, en ook gedurende mijn studie theologie in Amsterdam, dat vragen er mochten zijn.

Wie ben jij God? Wie ben jij mens? Waar ben je God? Waar ben je mens (Gen. 3)? Daar al vragende een lijntje tussen leggen. En wat je dan ontdekt is dat er steeds weer nieuwe vragen komen. Als je net denkt: ‘Nu weet ik wie God is’, blijkt dat beeld je weer te ontglippen. Als ik net denk: ‘Nu Ruth, zo zit je in elkaar’, dan gebeurt er iets, en groei ik weg uit dat beeld. En dat brengt dat lijntje tussen God en mij ook in beweging. Zoals de zee en haar golven. En dan de laatste woorden uit dat lied van Jacqueline van der Waals: ‘Met een rustig kalme moed’. Op een rustige, kalme wijze de moed hebben die vragen te blijven stellen.

Vragen laten bestaan, betekent de vaste antwoorden wie of wat God is, durven loslaten. Dat betekent ook je zelf steeds wéér bevragen, met behulp van verhalen uit de Bijbel, de literatuur, de kunst, èn je naaste. Dat is iets voor alle leeftijden.
(Be)vragen en loslaten, met een rustig, kalme moed.

Je naam is een verhaal


Ruth van der Waall-Schaeffer

Het eerste dat we onze dochters leerden toen ze naar een Franse school gingen: ‘Je m’appelle… comment tu t’appelles?’. Een naam kennen is belangrijk. Namen spelen ook in de Bijbel een belangrijke rol. Namen zijn altijd gericht op de toekomst. Het is je levensprogramma! Zo betekent de naam Abraham: ‘vader van vele volkeren’. Als Naomi (de lieflijke) haar naam verandert in Mara (de bittere), dan zit daar een verhaal aan vast. Je naam is een verhaal. Op de zondag van de rentrée lazen we uit Exodus. Het volk Israël leefde in Egypte en was slaaf onder het regime van farao. Hij heeft geen naam, dat is opvallend! God hoorde en zag hun ellende en wil dat Mozes zijn mensen gaat bevrijden. Mozes sputtert en vraagt: ‘Wie ben jij die mij dit vraagt, uit nààm van wie moet ik gaan? ‘God maakt zich kenbaar: ‘Ik was wie Ik was, Ik ben wie Ik ben, Ik zal zijn wie Ik zal zijn.’ Die tijden (verleden tijd, tegenwoordige tijd, toekomende tijd) zijn in zijn naam verbonden. De inhoud van zijn naam is concreet: hij was er, hij is er en zal zijn in je leven en in de geschiedenis, als je verliefd bent of in rouw, als je onderdrukt wordt of ruimte krijgt om te leven. Zijn naam is niet ‘god’, want van die naam gaan er wel dertien in een dozijn. Ook in onze tijd stikt het van de goden. Maar bij die goden begint het verhaal van bevrijding niet bij de braamstruik. Dit woord is in het Hebreeuws ‘sènè’, en hier hoor je een woordspel met Sinai, de naam van de berg waarop de Tien Woorden gegeven worden: spelregels om het goed met elkaar te hebben.

Bij Gods Naam past een verhaal, een goed verhaal. Dat goede verhaal is dat Zijn Naam altijd aan het licht komt waar liefde en recht gebeurt.
Het gaat er niet om of God bestaat, maar of Gods Naam in ons midden zichtbaar is of niet.

Als we willen ontdekken wie God is, wat zijn Naam is, dan moeten we verhalen vertellen, uit de Bijbel èn uit ons eigen leven waarin God misschien ook een naam heeft.

Beelden van God


Ruth van der Waall-Schaeffer

Gedicht van Hans en Monique Hagen

God
Zou er een god zijn
En als er één is
Waar is hij dan van
Van water of van glas
Van zilver of van goud
Is god doorzichtig
En als hij in de spiegel kijkt
Wat ziet hij dan
Een kind een vrouw een man

Kan god mij helpen
Als ik iets moeilijks doe
Maar hoe weet god dan hoe
Lijkt hij op een mens
Is god gemaakt van lucht
Of
Is god gemaakt van wens

Beelden van God, we hebben ze allemaal: is hij lucht, persoonlijke vriend(in), oerkracht, zedenmeester. Is God een macht in de hemel die alles weet wat wij niet weten, de gatenvuller waar de theoloog Bonhoeffer (omgebracht in Auschwitz) over schreef? De middeleeuwse mysticus Meister Eckhart zegt dat God aan elk beeld ontsnapt. Anno 2019 grijpt men zeer op Eckhart terug, maar ik heb mijn twijfels of men niet voorbijgaat aan iets wezenlijks in zijn theologie. Daar zet ik vraagtekens bij. U zult er vast van mij nog meer over horen of lezen.
Over wie of wat God voor ons is, voor ons persoonlijk en voor ons als Parijse gemeente, willen we met elkaar nadenken, op allerlei manieren. Wat betekent het dat we geschapen zijn naar Gods beeld? Misschien hebben we wel niet veel op met God. Ook dat mag gezegd worden. Daar is niets op tegen. Ik vind het spannend om ook zelf steeds weer aan de gang te gaan met die vier letters JHWH, zoals Gods naam in de Bijbel beschreven wordt. Letters die we niet kunnen uitspreken. Is dat dan de kern, dat God onuitsprekelijk is? Misschien kunnen we God op het spoor komen door verhalen, verhalen uit de Bijbel, verhalen van u en mij en andere mensen. Verhalen geven mensen grond onder de voeten, leggen een verbinding tussen verleden, heden en toekomst. We kunnen verhalen ook zingen waardoor we misschien wel vleugels krijgen. Om te ontdekken dat er meer is tussen hemel en aarde.

“Re-creatie”


Ruth van der Waall-Schaeffer

Recreatie. In deze tijd van het jaar een veelgehoord woord. De sport-en zakenwereld speelt handig in op de behoefte “eruit te willen zijn”. Toch is het woord “recreatie” een begrip waar je langer bij stil zou moeten staan. Re-creëren: een heel Bijbels gegeven. In hoofdstuk 31 (vers 17) van het boek Exodus wordt van God gezegd: Hij hield op met werken en kwam op adem. Dat wil zeggen: Hij werd verfrist (in de Franse Bijbel, vertaald door André Chouraqui, staat“Il a chômé et soufflé”). Na zes dagen waarin Hij hemel en aarde had geschapen (gecreëerd), rustte Hij op de zevende dag. Je zou kunnen zeggen “recreatie na creatie”. Weer op adem komen, onszelf die rust gunnen. Herboren worden is soms nodig, want het leven snijdt ons af en toe de adem af. Verdriet, teleurstelling maken ons tot benauwde, verslagen mensen. Bovendien moeten we ons ook bevrijden van de sleur van alle dag waardoor we aan het mooie van Gods schepping voorbijgaan.

Een groot loflied op de schepping is Psalm 8. Het lijkt alsof de dichter recreëert. Hij (zij) staat stil. En laat diep tot zich doordringen hoe bijzonder de Naam is van degene die dit alles tot stand heeft gebracht. De psalmist kijkt omhoog en om zich heen, vol verwondering dat de mens, als Gods partner, over de aarde mag heersen. Dat houdt niet in dat de mens als een baasje/bazinnetje zich de aarde mag toe-eigenen of er roekeloos mee om kan gaan. De schepping moet juist omarmd worden door ons, gekoesterd, een plaats waar mensen kunnen recreëren, tot zichzelf mogen komen.

Als wij dienstbaar zijn aan de aarde, is de aarde ons ten dienste omdat de mensen dan mogen genieten van de vruchten die zij ons geeft. Tijd nemen, ruimte zoeken, stilte, om Gods Adem, zijn creatieve kracht binnen te laten stromen. Of je nu uit bent of thuis.

Ik wens u een re-creatieve zomertijd toe!

De hemel open zingen…


Ruth van der Waall-Schaeffer

“Er zijn mensen die zingen, niet omdat zij dit willen, maar omdat er een stem in hen oprijst”, zegt de joodse schrijver Abel Herzberg. Zingt u vaak, behalve in de kerk misschien? Als ik neuriënd in een winkelcentrum loop en mijn eigen muziek wordt verdrongen door “een muziekje” uit één of andere luidspreker, dan maakt me dat niet blij. Moet dat muziekje het winkelen gezelliger maken? Als wij zélf zingen, gebeurt er iets met ons. Je wordt los getild uit wat je aan het doen bent of wat vast zit in je hoofd en je lijf. Gevoelens gaan stromen, er komen emoties los. In het Franse woord “enchanter” (betoveren) zit het woord “chanter” (zingen). Misschien heeft zingen wel iets weg van betovering. Zingen is bevrijdend, zet je weer in beweging. Het voedt ons met kracht en hoop. Als het erop aankomt, in moeilijke tijden, wordt er gezongen om het vuurtje van de hoop weer aan te wakkeren. In de oorlog had het lied “Land of hope and glory” zo’n uitwerking. Zingen bemoedigt en verbindt. Dat zag je ook toen Madonna “Like a prayer” zong op de Place de la République in Parijs na de aanslag in de Bataclan in2015.

We kunnen nog wat van de vogels leren: zij zingen terwijl het nog donker is, en het licht het duister nog niet verjaagd heeft. Zingen en hoop horen bij elkaar. We zingen ons los en zingen de toekomst naar ons toe. Als ons lied verstomt, winnen berusting, cynisme en ongeloof het. Lied verloren, alles verloren. Zingen geeft g(G)eestkracht. Misschien daagt Pinksteren ons daartoe wel uit! “Komt laat ons deze dag met heilig vuur bezingen…”

Tot je kern


Ruth van der Waall-Schaeffer

“Mijn kerk zijn de bergen. Daar zoek ik de eenzaamheid op, waar ik kan lezen en schrijven.” Dit is een spreuk van de dag in de filosofische dagkalender. Hij is afkomstig van de Noorse cultuurwetenschapper Ole Martin Hoystad.

Om een boek over de ziel te schrijven, trok hij zich een paar jaar terug in de bergen. “De ziel”… weten we nog raad met dit begrip? Het zit nog wel in diverse Nederlandse woorden verstopt. Als ik even Google komen deze woorden al snel tevoorschijn: zielenpoot, ter ziele zijn, eelt op zijn ziel, zielsgelukkig, moederziel alleen, met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over…

De ziel heet in het Hebreeuws “nèfèsj” en in Oudtestamentische betekenis is “nèfèsj” niet een onderdeel van de mens zoals dat bijvoorbeeld in de Nederlandse taal wèl tot uitdrukking komt: “met hart en ziel”. Alsof hart en ziel los van elkaar staan. Hart en ziel vormen juist een eenheid. De ziel staat niet apart van het lichaam. Nèfèsj is alles wat ik ben en doe. Dus ook alles wat ik voel. De mens heeft geen ziel maar is een ziel. Als je op je ziel getrapt wordt, dan voel je dat in alles. Het raakt me in het diepst van mijn ziel: dan is dat niet alleen ergens in een hoekje van mijn hoofd. Mijn hele persoon is erbij betrokken, het doet pijn in mijn buik. Als we naar Genesis 2: 7 kijken, lezen we dat God de Heer de mens de levensadem in zijn neus blies, en zo werd de mens tot een levende ziel (nèfèsj). De mens kreeg geen ziel, hij werd een levende ziel. Een levend wezen. Als Maria uitroept: Mijn ziel maakt groot de Heer en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland (Luc.1: 47), dan zal haar gezicht gestraald hebben, en niet alleen haar gezicht, haartenen krulden vast ook van blijdschap!

Ik vind het mooi hoe de Bijbelschrijvers ons terug brengen naar de essentie: de mens, een uniek wezen, levend van uit zijn/haar nèfèsj, dus met alles wat in je is, in ontmoeting, om zo tot je kern gebracht te worden.