Van kijken naar zien


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer, april 2021

Kijk mee met het altaarstuk
met opstandingsverhalen van Sieger Köder*

Een drieluik.
Op het linkerpaneel: Jezus’ verschijning aan Petrus bij het aanbreken van de dag aan het Meer van Tiberias (Johannes 21). Na Jezus’ instructies in Jeruzalem (Mattheüs 28:7, 10) was Petrus met enkele andere discipelen naar huis
teruggekeerd en, niet wetend wat te doen, had hij zijn visnetten weer opgehaald.
Dat kleine zinnetje van Petrus: ’Ik ga vissen’, raakt me steeds weer. Het leven van alledag moet weer opgepakt worden. Ook al is het nog nacht. En dat de anderen dan zeggen ‘We gaan mee’. Het overweldigende wat ze hebben meegemaakt, delen ze samen. Ze waren op het meer toen een man vanaf de oever riep: “Hebben jullie iets te eten?” Zij hadden het niet. De man zegt dat ze hun netten nog een keer moeten uitwerpen, aan de andere kant, en als ze dat doen, komt er een enorme vangst. Waarna Petrus uitroept: “Het is de Heer!” Petrus bedenkt zich geen moment, duikt het water in om naar Jezus toe te zwemmen. De anderen volgen met de boot. Ze grillen een deel van de vis en gaan zitten om te eten.
Samen eten is een teken van verbondenheid, eenheid, als een echo op de levensstijl van Jezus.
Het paneel verwijst ook naar een eerdere gebeurtenis. Petrus die over het water naar Jezus liep en vervolgens, toen het vertrouwen in Jezus op een dieptepunt was, zonk.
Hij werd gered worden door Jezus’ uitgestrekte hand (Matteüs 14:22-33). De zon bovenaan geeft aan dat de nieuwe dag aanbreekt. De helderrode ochtendzon is er ook op het rechter paneel. Ook daar een ontmoeting. Hier Jezus en Maria Magdalena bij het lege graf. In Köder’s weergave loopt Maria door een zee van klaprozen – een rode bloem die symbool staat voor het offer – en ze schermt met haar hand haar ogen af voor de schittering van Jezus de opgestane. Hij van wie zij aanvankelijk dacht dat hij de tuinman was, is in werkelijkheid haar dierbare vriend en Heer.
Als je goed naar sommige grafstenen kijkt, zie je dat ze de namen en/of data van oorlogen dragen: “1914-1918”, “1939-1945”, “Vietnam”, “Biafra”. De laatste twee woedden nog steeds toen Köder dit schilderde. De kunstenaar was krijgsgevangene tijdens de Tweede Wereldoorlog, en onder het kruis dat die oorlog symboliseert, staat een door kogels getroffen soldatenhelm. Dat zou ook de Hebreeuwse tekens kunnen verklaren. Wellicht drukt Köder er mee uit dat er nog steeds veel kruisen opgericht worden, de dood van rechtvaardigen… En ik moet denken aan het boek ‘De laatste der rechtvaardigen’ van André Schwarz-Bart.
Het middenpaneel van het altaarstuk beeldt de Emmaüsgangers af als een soort Transfiguratie zoals op de berg Tabor. Lucas vertelt ons dat Jezus na zijn opstanding verscheen aan Cleopas en een andere niet met name genoemde discipel, die op weg waren van Jeruzalem naar huis; hun harten “brandden in hen” toen hij sprak over de Schriften, maar hun ogen werden pas geopend voor zijn ware identiteit toen hij tijdens de maaltijd het brood zegende en brak. Op het schilderij van Köder is Jezus’ gedaante nauwelijks waarneembaar door de rode gloed – hij is eigenlijk een lichtzuil. Köder schildert hem in het rood, de kleur van bloed, van passie, van het leven. Je ziet de verwondering die de twee Emmaüsgangers gevoeld moeten hebben toen ze zich realiseerden met wie ze aten.
Jezus verschijnt tussen Mozes, die een mand met manna vasthoudt (Exodus 16), en Elia, die een raaf met een stukje brood in zijn snavel teder vasthoudt : een verwijzing naar het feit dat hij in de woestijn op wonderbaarlijke wijze door God gevoed werd (1 Koningen 17:1-7). De figuur rechts van Elia zou Paulus (Saulus) kunnen zijn die op de weg naar Damascus van zijn paard is gevallen.
De schilderijen van Köder drukken een herkenbare aardse theologische en spirituele interpretatie uit van zowel bijbelse als abstracte thema’s. In zijn werk zie je uitdaging, woede, humor en diepe tederheid. En al kijkend ga je zien en worden er snaren in jezelf geraakt.

*Sieger Köder, geboren in Wasseralfingen (Baden-Württemberg), was krijgsgevangene in de Tweede Wereldoorlog. Hij volgde een opleiding als zilversmid en schilder en werkte enkele jaren als leraar in een middelbare school. Op zijn 41ste ging hij theologie studeren in Tübingen en werd priester gewijd in 1971. Hij combineerde zijn roeping als pastoor met zijn werk als kunstenaar en maakte talloze schilderijen, altaarstukken en gebrandschilderde ramen voor kerken in en buiten Duitsland. Foto: St. Stephen’s Church, Wasseralfinge, Allemagne.

Deuren


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer, maart 2021

Waar woont God? Het zijn niet alleen kinderen die deze vraag stellen. Ik weet niet wat u zou antwoorden. De één zou misschien zeggen dat God in je hart woont, weer een ander gaat ervan uit dat de kerk het huis van God is. Salomo bouwde een tempel voor de Heer om er voor altijd Zijn Naam te laten wonen. Zou Salomo ook een naambordje op de deur gehangen hebben: hier woont God?! Volgens het bijbelboek Openbaring is de tempel maar iets voorlopigs, totdat de tempel als huis van God niet meer nodig is.

Dat doet me denken aan een joods verhaal. De rabbi van Kotzk verraste enkele knappe geleerden eens met de vraag ‘Waar woont God?’ Ze lachten hem uit! Zo’n gemakkelijke vraag! En er kwam geen antwoord. De rabbi gaf toen zelf maar het antwoord: ‘God woont waar je hem binnenlaat’. Alle Bijbelboeken spreken van het verlangen van God om bij ons mensen te wonen. Hij is een mensengod, wil bij ons in de buurt zijn, in onze stad, in onze straat, in ons huis. Maar wat betekent dat dan als we God binnenlaten om bij ons te wonen? Durven we dat eigenlijk wel? Want als we Hem binnenlaten in onze stad, dan moeten we zijn licht laten schijnen op muren van beveiliging die nieuwe muren van geweld op roepen. Als we God binnenlaten in onze straat, dan moeten we zijn licht laten schijnen op onze buren die een andere huidskleur hebben. Als we God binnenlaten in ons huis, dan moeten we zijn licht laten schijnen op de mensen met wie we wonen, met andere ogen naar hen gaan kijken. God binnenlaten heeft te maken met een thuis maken voor elkaar, waar een mantel om je heen geslagen wordt. Gaan onze deuren open of houden we hen dicht?

Royaler gaan leven in de Veertigdagentijd


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer, februari 2021

Op 17 februari, Aswoensdag/Cendres, begint de veertigdagentijd. We leven veertig dagen toe naar Pasen (de zondagen worden niet meegeteld). In deze periode wordt ons gewezen op de kern van wat geloven is. Je zou kunnen zeggen dat het een groeitijd is, een tijd waardoor je wijzer en rijker wordt.

Nu zitten we al bijna een jaar min of meer in quarantaine (zit het woord ’quarante’ in = 40). Ons leven is drastisch ingeperkt op allerlei gebied. Niets is meer vanzelfsprekend. We kunnen niet meer plannen of activiteiten organiseren. Zomaar elkaar opzoeken? Zingen in de kerk? Na de dienst ergens een glas wijn drinken met elkaar? Op vakantie gaan? Open scholen?

Andere jaren zochten mensen naar een manier om soberder, kleinschaliger te leven in de veertigdagentijd. Om dit nu in 2021 ook te doen, met een gedeeltelijke of strikte ‘confinement’ en een ‘couvre-feu’ om 18 uur, klinkt bijna lachwekkend. We hebben het gevoel dat we al zolang onderweg naar Pasen zijn, naar vernieuwd leven. Naar opstanding.

En toch blijft het in de veertigdagentijd van 2021 ook om ‘omkeren’ gaan. Omkeren betekent ‘in de tegenovergestelde richting plaatsen’. Omkeren tot: keer ons om tot bevrijding, tot kleur in leven, tot warmhartigheid.

Misschien zou het goed zijn, juist in deze quarantaine, deze veertigdagentijd, royaler te gaan leven. Hiertoe om te keren.Royaler naar elkaar toe wat betreft aandacht, met denken aan. Een ‘harte-groet’ naar elkaar (kaart sturen bijv), een meelevend telefoontje, en als het zou mogen een uitnodiging voor de lunch, een wandeling na de kerkdienst als het weer lenteachtiger wordt. Elkaar in de veertigdagentijd tot zegen, dat wil zeggen tot groei zijn.

Een mooiere voorbereiding op Pasen is er niet.

Une vie masquée


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

CONFINEMENT – ADVENT – ONZEKERHEID – KERST EN… HOOP

Wij leven in een onzekere periode,sommigen leven met angst om hun gezondheid, sommigen met angst om hun werk kwijt te raken, weer anderen… vult u zelf maar aan.
We zijn verplicht overal de juiste afstand tot elkaar te bewaren, we mogen niet te ver buiten de deur. Alle maatregelen hebben gevolgen voor ons sociale en kerkelijk leven. We zien elkaar niet ‘live’.

We beleven‘une vie masquée’.

Met onzekerheid gaan we de Advent in. Ook de Advent is min of meer een tijd van ‘confinement’, van gemaskerd leven, van verborgenheid. Wie en wat kunnen we verwachten? Kunnen we dichterbij liefde en vrede komen, dichterbij de ander als we elkaar niet meerecht in de ogen kunnen kijken? Durven we figuurlijk gezien onze maskers af te zetten?

Op weg naar Kerst gaan we vanuit het donker op weg naar het licht. Elke zondag steken we een kaars meer aan die ons eraan herinnert dat er hoop is zolang er mensen zijn die blijven vertrouwen dat er in de donkere wolken Licht kan doorbreken. We vieren de hoop met Kerst, waarin ook ruimte is voor onze tranen om de pijn, de angst, het verdriet dat in het afgelopen jaar – mede door Corona – verstopt zat achter onze maskers.

Niet zomaar een lied


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

‘Le premier qui dit la vérité, il doit être exécuté.’ ‘De eerste die de waarheid zegt, moet worden geëxecuteerd.’ Dit is het refrein van een lied van de Franse zanger Guy Béart. Ik zing graag mee met zijn chansons omdat de teksten vaak zo treffend zijn. Dit lied is weliswaar uit 1968, maar schrijnend actueel! In dit lied gaat het over vrijheid van meningsuiting en de taboes van de samenleving. Kun je hier open over praten, ook als het gaat om de inhoud van religies? Zo nee, wat staat er op het spel als je het wél doet? De zanger zingt over mensen die de waarheid zeggen en daarom gedood of doodgezwegen worden. Laat ik zijn woorden concreet invullen: Een journalist die de waarheid schrijft, moet worden vermoord. Denk maar aan medewerkers van het weekblad ‘Charlie Hebdo’. Een dominee die de waarheid zegt, moet worden vermoord. Denk maar aan Martin Luther King. In het lied van Guy Béart wordt ook Jezus genoemd. Hij koos openlijk voor mensen die niet meetelden in de samenleving: melaatsen, blinden, vrouwen. Jezus ging tegen de bestaande orde in. Hij moest worden gekruisigd.

Op 16 oktober jl. werd Samuel Paty, geschiedenisleraar, onthoofd omdat hij open en eerlijk wilde praten met zijn leerlingen over vrijheid van meningsuiting. Had hij dit niet moeten doen?

Het mag niet zo zijn dat gelovigen van welke godsdienst dan ook hun geloof alleen in de privésfeer moeten beleven. Dat is niet juist. De meeste gelovigen zijn geen fanatiekelingen. Van harte stem ik in met de verklaring van de ‘Église protestante unie de France’ n.a.v. de moord op M. Paty waarin ze stelt dat het van belang is met elkaar te blijven praten, te debatteren, theologie te plaatsen in de openbare ruimte en in gesprek te gaan met de diverse velden van de wetenschap. Met elkaar dogmatische uitspraken bestuderen en bekritiseren. Voorkomen dat door versimpeling, generalisatie, gebrek aan wederzijdse culturele kennis het fanatisme gevoed wordt.

Moge de tekst van het genoemde lied van Guy Béart ooit een keer achterhaald zijn.

Wie het lied beluisteren wil: https://www.youtube.com/watch?v=jA3hNz5KQ34

God houdt van gezelligheid*


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

Er wordt heel wat gegeten en gedronken in de Bijbel. Regelmatig wordt er een feestmaal georganiseerd. Samen aan tafel, Zijn tafel, daar gaat het om. Genieten van goede spijzen en belegen wijnen.
Voor God is het bij Hem en bij elkaar aan tafel zitten belangrijk omdat er dan gecommuniceerd wordt, gedeeld, het is het einde van alle vervreemding. Jesaja zegt zelfs dat dan de tranen van gezichten worden afgewist.
Het Koninkrijk van God wordt nooit afgeschilderd in vormen van macht, maar in beelden van gezel-ligheid. God als ‘gezel’ van mensen, bij elkaar aan een feestmaal. Vanaf het eerste woord van God zijn we bedoeld voor ontmoeting: samen spreken, samen eten, met alle mensen, en waar nodig elkaars tranen afwissen, verdrietige sluiers van gezichten weg vegen.

In de afgelopen maanden hebben we aan den lijve gevoeld hoe we ‘gezel-ligheid’ missen. We verlangen naar gemeenschap. Niet enkel knusjes onder elkaar, maar waar we met elkaar verantwoordelijkheid nemen om een uitnodigende kerkgemeenschap te zijn. Aan de tafel waar Gods gezelligheid geen tijd kent. ‘Mange, prie et aime’ luidt de veelzeggende titel van een film!

*Bij het jaarthema ‘Het goede leven’

Hart voor jezelf, hart voor je naaste


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

Het goede leven. Dit is het jaarthema van de Protestantse Kerk Nederland. Vorig jaar was dit ‘het goede verhaal’. Deze twee thema’s hebben van alles met elkaar te maken. De ERN Paris sluit zich aan bij dit jaarthema. Een goed leven is niet synoniem aan een geslaagd leven.

Wat maakt het leven goed, ook in tijden van crisis? Wat geeft het leven zin? Welvaart garandeert geen goed leven. Dat zien we in deze crisis: welvaart kan verdampen, werk kan wegvallen, gezondheid kan afbrokkelen. Het coronavirus bedreigt ons allemaal. Even waren we opgelucht aan het begin van de zomer. De landsgrenzen gingen open, ook al waren er beperkingen, maar we konden ons weer bewegen. Het werd mogelijk onze dierbaren na lange tijd te bezoeken of te ontvangen. En misschien heeft u in de afgelopen weken ook gemerkt dat – ook al hadden we geen coronavirus opgelopen – dat we mentaal moe waren. Niet alleen mentaal maar ook fysiek. Gebrek aan perspectief, uitzicht en bewegingsarmoede lagen aan onze moeheid ten grondslag.

Hoe het verder gaat, is en blijft een vraagteken. Het virus circuleert weer volop. Want wat deze pandemie duidelijk maakt, is dat het niet een dictator of een democratische president is die ons een bepaald leven oplegt, maar de natuur. Verzet tegen een politiek systeem is mogelijk, verzet tegen de natuur is van een andere orde.

Tja, en dan zo’n thema van de PKN. Klinkt mooi. Toch borrelen er vragen in ons op. Geloven in de dag van morgen? Kan ik nogwel een goed leven hebben, zal men zich afvragen?

De schrijver-econoom Jacques Attali heeft hier één antwoord op. Een goed leven zal er slechts zijn als we het joodse adagio in ons leven integreren: ’Je zult je naaste liefhebben als je zelf.’ Eén zin, maar deze omvat alles. Die ander is net zo’n mens als jij bent. Kijk naar wat jouw behoeften zijn, dan ken je die ook van de ander. Als jij ziek wordt, wil je ook graag geholpen worden. Dus je medemens wil dat ook. Het is in feite in je eigen belang om met de ander samen te leven. Een gezond egoïsme ten dienst van altruïsme. Altruïsme betekent dat we een attitude moeten ontwikkelen waarbij je het goede wil voor anderen. En dat op een effectieve, zinvolle manier. Een gezond egoïsme in verbinding met altruïsme. Dat is heel iets anders dan ‘ikke, ikke en de rest kan stikken’. Nee, want op een gegeven moment zul je zelf ook stikken. Niemand is er dan meer voor jou.

Je zelf liefhebben als je naaste, een mooie uitdaging!

Een vondst van de schepper


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

“Kunt u mij uitleggen waarom zoveel mensen moeite hebben met het feit dat niet iedereen hetzelfde is? Dat daar dikwijls moeilijk over gedaan wordt?” Zo begon een gesprek dat ik onlangs had met iemand bij wie ik op huisbezoek was. Als vanzelf kwamen wij te praten over het scheppingsverhaal in de Bijbel, Genesis 1. Wanneer je dit leest en de inhoud tot je door laat dringen, merk je dat alles en iedereen onderscheiden is van elkaar. Niets en niemand is hetzelfde. Laten we eens een blik werpen op Genesis 1.

Wat schiep God op de derde dag? Jong groen, zaadgevend gewas, vruchtbomen die naar hun aard vruchten dragen… Wat schiep God op de vierde dag? Grote lichten en kleinere… Wat schiep God op de zesde dag? Vee, kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard… En steeds zag God dat het goed was. Als God dus niet gewild had dat er zoveel verschillen zijn tussen de dieren onderling, in de plantenwereld en tussen de mensen, dan had Hij wel alles hetzelfde geschapen. Wat eentonig!

Moet u zich dat eens voorstellen. Het leven zou ongelooflijk saai en kleurloos zijn, vlak. Als niets en niemand meer een eigen aard heeft, een eigen kleur, dan kunnen we ons ook niet meer verwonderen. De wonderen zijn dan letterlijk de wereld uit. Het is mooi als mensen af en toe verbaasd kunnen staan, zich verwonderen over iets of iemand. Dat betekent dat je lééft, dat je geraakt kunt worden. Als je gevoeligheid ontwikkelt voor verwondering om zoveel verscheidenheid, ervaar je dat het bestaan aan diepgang wint.

Onze wereld kan niet zonder ver-wonder-ing! Verschillen zijn juist een vondst van de Schepper opdat we ons kunnen verwonderen, onszelf en elkaar.

Op een mooie Pinksterdag


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

Het gewone leven. Daar gaat over in het bijbelboek ‘Ruth’. Het verhaal is gauw verteld, want het zijn maar een paar bladzijden. Maar wat is deze kleine novelle rijk aan inhoud en daarbij zo actueel! ‘Ruth’ wordt gelezen op de 50e dag na Pasen. Dan is het Joodse Wekenfeest (Sjawoeot) aangebroken dat later in de christelijke traditie Pinksteren gaat heten. Het is een oogstfeest en de tijd tussen Pasen en Pinksteren is een onzekere tijd. Je weet niet of de oogst wel zal lukken en het hangt daarvan af of er brood op de plank zal zijn. Het is hard werken. Daarom is het verhaal van Ruth ook een gelijkenis: er wordt verteld wat er in een mensenleven omgaat, ondergaat en opkomt aan oogst. Het is een boek waarin het gewone leven getekend wordt. We vinden er gebeurtenissen in terug die ook een plaats kunnen hebben in ons eigen leven: emigreren, liefde die tussen mensen overslaat, mensen aan de dood moeten afstaan, gast/vreemdeling voelen, risico’s nemen omwille van toekomst, eigen belang opzij zetten, ontstaan van nieuw leven, Godverlatenheid en Gods geborgenheid.

Als we naar de bijbelse Ruth kijken, dan zien we een mens die wijs is, geestrijk en geestig in het gewone leven! Ze weet van wachten, laten rijpen, op de juiste tijd handelen. Ruth ontdekt in het alledaagse de glans van Gods aangezicht.
Je zou het zo kunnen samenvatten:
Mensen leven, mensen werken,
Worden verliefd of worden het niet.
Mensen sterven, of blijven leven.
Het gaat om het gewone leven, zoals u ziet.
Veracht dan de dag der kleine dingen niet.

PS : het was mijn bedoeling om tussen Pasen en Pinksteren een leerhuis te houden over het boek Ruth. De ‘confinement’ gooide de plannen om. Maar wat in het vat zit… Ik hoop na de zomer dit alsnog te gaan doen!

Hemel op aarde


Ds. Ruth van der Waall-Schaeffer

“In de hemel is geen bier, en daarom drinken we het hier”. Een liedje van Dorus (Tom Manders) begin 1970. Misschien kent u het wel. Het is daarna ook een carnavalskraker geworden. Nu heb ik persoonlijk niets met carnaval en m.b.t corona durf je carnaval niet eens meer te noemen. In het liedje gaat het echter om ‘hier’ de dingen doen. Hoe u zich de hemel voorstelt, weet ik niet. Waar je heen gaat na je sterven? Een plaats van vreugde? Tegelijkertijd kun je bij ‘hemel’ niet een richting, een locatie aanwijzen. Wat is hemel dan wel? ‘Hemel’ is een verborgen werkelijkheid die van een andere kwaliteit is dan de onze. In het scheppingsverhaal lezen we dat er in het begin alleen maar chaos was. Daarin wordt door God orde geschapen. Niet zomaar een god, want die bestaat niet, maar de God met de Naam ‘Ik was, ben en zal zijn’. Eerst komt er licht, want anders tasten we maar in het duister.

En dan – in het wereldbeeld van toen – creëert God een gewelf boven de platte aarde. Iedere dag komt er iets bij, maar steeds meer wordt duidelijk dat de aarde het domein van de mens is. Daar ligt de bestemming van de mens. De hemel hoort bij God. En nergens in de Bijbel lezen we dat ooit alles wat op aarde is naar de hemel gaat verhuizen. Nee, juist omgekeerd. De hemel zal op aarde komen. En als dat gebeurt, is de aarde, en wat er op huist, niet meer ontaart! Daarom bidden we ook ‘gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’. De blikrichting is van de hemel naar de aarde, en een nieuw Jeruzalem neerdalend uit de hemel (Openbaring 21:2). Dus niet in tegengestelde richting. Op Hemelvaart gedenken we dat Jezus naar de hemel gaat. Maar dat is niet het laatste. Onze hoop is op zijn terugkeer. Want om de aarde blijft het gaan. Dan wordt wat nu een verborgen werkelijkheid is een zichtbare werkelijkheid. Dan wordt het aardse leven goed omdat de hemel mij begroet : Lied 978

    1. Aan U behoort, o Heer der heren,
      de aarde met haar wel en wee,
      de steile bergen, koele meren,
      het vaste land, de onzeek’re zee.
      Van U getuigen dag en nacht.
      Gij hebt ze heerlijk voortgebracht.
    2. Gij roept het jonge leven wakker,
      een tuin bloeit rond het open graf.
      Er ruisen halmen op de akker
      waar zich het zaad verloren gaf.
      En vele korrels vormen saam
      een kostbaar brood in uwe naam.
    3. Gij hebt de bloemen op de velden
      met koninklijke pracht bekleed.
      De zorgeloze vogels melden
      dat Gij uw schepping niet vergeet.
      ‘t Is alles een gelijkenis
      van meer dan aards geheimenis.
    4. Laat dan mijn hart U toebehoren
      en laat mij door de wereld gaan
      met open ogen, open oren
      om al uw tekens te verstaan.
      Dan is het aardse leven goed,
      omdat de hemel mij begroet.