“Re-creatie”


Ruth van der Waall-Schaeffer

Recreatie. In deze tijd van het jaar een veelgehoord woord. De sport-en zakenwereld speelt handig in op de behoefte “eruit te willen zijn”. Toch is het woord “recreatie” een begrip waar je langer bij stil zou moeten staan. Re-creëren: een heel Bijbels gegeven. In hoofdstuk 31 (vers 17) van het boek Exodus wordt van God gezegd: Hij hield op met werken en kwam op adem. Dat wil zeggen: Hij werd verfrist (in de Franse Bijbel, vertaald door André Chouraqui, staat“Il a chômé et soufflé”). Na zes dagen waarin Hij hemel en aarde had geschapen (gecreëerd), rustte Hij op de zevende dag. Je zou kunnen zeggen “recreatie na creatie”. Weer op adem komen, onszelf die rust gunnen. Herboren worden is soms nodig, want het leven snijdt ons af en toe de adem af. Verdriet, teleurstelling maken ons tot benauwde, verslagen mensen. Bovendien moeten we ons ook bevrijden van de sleur van alle dag waardoor we aan het mooie van Gods schepping voorbijgaan.

Een groot loflied op de schepping is Psalm 8. Het lijkt alsof de dichter recreëert. Hij (zij) staat stil. En laat diep tot zich doordringen hoe bijzonder de Naam is van degene die dit alles tot stand heeft gebracht. De psalmist kijkt omhoog en om zich heen, vol verwondering dat de mens, als Gods partner, over de aarde mag heersen. Dat houdt niet in dat de mens als een baasje/bazinnetje zich de aarde mag toe-eigenen of er roekeloos mee om kan gaan. De schepping moet juist omarmd worden door ons, gekoesterd, een plaats waar mensen kunnen recreëren, tot zichzelf mogen komen.

Als wij dienstbaar zijn aan de aarde, is de aarde ons ten dienste omdat de mensen dan mogen genieten van de vruchten die zij ons geeft. Tijd nemen, ruimte zoeken, stilte, om Gods Adem, zijn creatieve kracht binnen te laten stromen. Of je nu uit bent of thuis.

Ik wens u een re-creatieve zomertijd toe!

De hemel open zingen…


Ruth van der Waall-Schaeffer

“Er zijn mensen die zingen, niet omdat zij dit willen, maar omdat er een stem in hen oprijst”, zegt de joodse schrijver Abel Herzberg. Zingt u vaak, behalve in de kerk misschien? Als ik neuriënd in een winkelcentrum loop en mijn eigen muziek wordt verdrongen door “een muziekje” uit één of andere luidspreker, dan maakt me dat niet blij. Moet dat muziekje het winkelen gezelliger maken? Als wij zélf zingen, gebeurt er iets met ons. Je wordt los getild uit wat je aan het doen bent of wat vast zit in je hoofd en je lijf. Gevoelens gaan stromen, er komen emoties los. In het Franse woord “enchanter” (betoveren) zit het woord “chanter” (zingen). Misschien heeft zingen wel iets weg van betovering. Zingen is bevrijdend, zet je weer in beweging. Het voedt ons met kracht en hoop. Als het erop aankomt, in moeilijke tijden, wordt er gezongen om het vuurtje van de hoop weer aan te wakkeren. In de oorlog had het lied “Land of hope and glory” zo’n uitwerking. Zingen bemoedigt en verbindt. Dat zag je ook toen Madonna “Like a prayer” zong op de Place de la République in Parijs na de aanslag in de Bataclan in2015.

We kunnen nog wat van de vogels leren: zij zingen terwijl het nog donker is, en het licht het duister nog niet verjaagd heeft. Zingen en hoop horen bij elkaar. We zingen ons los en zingen de toekomst naar ons toe. Als ons lied verstomt, winnen berusting, cynisme en ongeloof het. Lied verloren, alles verloren. Zingen geeft g(G)eestkracht. Misschien daagt Pinksteren ons daartoe wel uit! “Komt laat ons deze dag met heilig vuur bezingen…”

Tot je kern


Ruth van der Waall-Schaeffer

“Mijn kerk zijn de bergen. Daar zoek ik de eenzaamheid op, waar ik kan lezen en schrijven.” Dit is een spreuk van de dag in de filosofische dagkalender. Hij is afkomstig van de Noorse cultuurwetenschapper Ole Martin Hoystad.

Om een boek over de ziel te schrijven, trok hij zich een paar jaar terug in de bergen. “De ziel”… weten we nog raad met dit begrip? Het zit nog wel in diverse Nederlandse woorden verstopt. Als ik even Google komen deze woorden al snel tevoorschijn: zielenpoot, ter ziele zijn, eelt op zijn ziel, zielsgelukkig, moederziel alleen, met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over…

De ziel heet in het Hebreeuws “nèfèsj” en in Oudtestamentische betekenis is “nèfèsj” niet een onderdeel van de mens zoals dat bijvoorbeeld in de Nederlandse taal wèl tot uitdrukking komt: “met hart en ziel”. Alsof hart en ziel los van elkaar staan. Hart en ziel vormen juist een eenheid. De ziel staat niet apart van het lichaam. Nèfèsj is alles wat ik ben en doe. Dus ook alles wat ik voel. De mens heeft geen ziel maar is een ziel. Als je op je ziel getrapt wordt, dan voel je dat in alles. Het raakt me in het diepst van mijn ziel: dan is dat niet alleen ergens in een hoekje van mijn hoofd. Mijn hele persoon is erbij betrokken, het doet pijn in mijn buik. Als we naar Genesis 2: 7 kijken, lezen we dat God de Heer de mens de levensadem in zijn neus blies, en zo werd de mens tot een levende ziel (nèfèsj). De mens kreeg geen ziel, hij werd een levende ziel. Een levend wezen. Als Maria uitroept: Mijn ziel maakt groot de Heer en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland (Luc.1: 47), dan zal haar gezicht gestraald hebben, en niet alleen haar gezicht, haartenen krulden vast ook van blijdschap!

Ik vind het mooi hoe de Bijbelschrijvers ons terug brengen naar de essentie: de mens, een uniek wezen, levend van uit zijn/haar nèfèsj, dus met alles wat in je is, in ontmoeting, om zo tot je kern gebracht te worden.

Noem mij bij mijn naam


Ruth van der Waall-Schaeffer

Pasen is geen licht dat “los verkrijgbaar” is. Je kunt niet opeens Pasen gaan vieren. Er gaat een voorbereidingstijd aan vooraf, namelijk de Veertigdagentijd. Op het moment dat ik dit schrijf, zitten we daar middenin. In de Veertigdagentijd –die op Aswoensdag begint en tot Pasen duurt, waarbij de zondagen niet meegerekend worden –wordt het steeds donkerder om Jezus heen. De dreiging beklemmender en uiteindelijk, op Goede Vrijdag, wordt het midden op de dag stikdonker (Matteüs 27: 45). Jezus wordt ter dood gebracht. Maar door het donker heen wordt een spoor van licht getrokken: de duisternis van de dood, van het onrecht, van de liefdeloosheid, zal niet het laatste woord hebben. Niet de nacht, maar de mórgen heeft het voor het zeggen. In de paasnacht wordtin de kerken, als symbool voor de overwinning van het licht, de paaskaars ontstoken (op Goede Vrijdag is deze gedoofd) en dan zingt men “Licht van Christus”. Vanuit het donker mogen we ons oriënteren –daar zit het woord “oriënt” in , het oosten, dààr waar het licht wordt door de opgaande zon –op dat veelbetekenende vlammetje. De theoloog Edward Schillebeeckx (†2009) zei een keer: “Het licht van Christus brandt alleen met de olie van ons leven.”

Het geloof in de opstanding van Jezus wordt niet enkel doorgegeven door verhalen over een leeg graf, over engelen, of zelfs door de verschijning van Jezus. Maar dat geloof ontstaat door “aangesproken worden”, door “bij je naam geroepen worden”, zoals dat bij Maria Magdalena gebeurde. Een stem die zegt: “Jij, jij staat in het licht dat de duisternis overwint.” Dan maken wij elkaar tot “Licht van Christus” en leren we het samen opnemen tegen de machten die steeds weer voor verduistering zorgen, in onszelf en in onze samenleving.Op eerste Paasdag steken we in onze kerk de nieuwe paaskaars aan: we worden aangeraakt door het Licht, geroepen bij onze naam, en door de olie van ons leven mogen we het paaslicht aan elkaar doorgeven.

Ruimte voor God


Ruth van der Waall-Schaeffer

“God is terug”, lees ik in een Nederlandse nieuwsbrief van een kloosterorde die ik in mijn mailbox ontvang. God is terug, ook al lopen kerken leeg en moeten deze soms sluiten. God is terug… Ik weet niet goed wat ik hiervan moet denken, of ik er blij mee moet zijn. Ik zou eerst willen weten: wat betekent het dat God terug is? God binnen handbereik… als het ons uitkomt. Soms hoor ik de naam “God”en dan denk ik: over wie hebben ze het? Ik hoor zo vaak het woord “God”: in de politiek, uit de mond van president Trump, “God bless America”, “with God on our side”,zoals Bob Dylan ooit zong. Enerzijds is God in onze moderne samenleving naar de zijlijn geschoven, anderzijds blijkt Hij weer een prominente plek te krijgen. God is terug. Terug in het midden van ons doen en laten. Ikben huiverig dat er van God weer een beeld wordt gemaakt, gemodelleerd door mensenhanden. In een godsbeeld kun je over hem beschikken, hij is verplaatsbaar en je zet hem neer waar hij –jou of de maatschappij –het beste uitkomt.

In een opera over Mozes en Aäron, gecomponeerd door Arnold Schönberg, prààt Mozes en hij zingt niet. Dat is opmerkelijk. De joodse componist heeft dat expres gedaan: Mozes maakt geen beeld van God, zelfs geen gezongen beeld. De componist wilde uitdrukking geven aan de eeuwenoude intuïtie dat van God geen beeld kan èn mag gemaakt worden. De wortels van deze intuïtie liggen in de ervaring van de Uittocht uit Egypte en in de “richtlijnen tot echt leven”, de 10 geboden (Exodus 20).

Mag je je God dan niet voorstellen? Natuurlijk wel, ook in de Bijbel wordt op een mensvormige manier over God gesproken. Waar het om gaat is, dat je als mens/als volk niet mag invullen waar God voor staat; Hem geen “beeld”opdrukken naar eigen behoefte of ter rechtvaardiging voor je argumenten. Dan span je God voor je karretje, voor je politieke programma, voor je aanslag, enz. Dat is gevaarlijk en dodelijk, ook voor God. Want een gemanipuleerde God is geen God. Je weet immers dan niet meer wat je aan Hem hebt. Hij wordt apathisch gemaakt, d.w.z.levenloos, zonder gevoel, ver weg. Het lijkt een paradox, maar God is meer bij ons als we géén beeld van hem maken, hem niet binnen handbereik hebben en in onze mond nemen. God is geen beeld, maar een NAAM. Zijn naam is “Ik ben”, ik zal er zijn. Noch over Gods beeld noch over zijn naam kunnen we beschikken. Dat valt niet mee, want we hebben graag alles onder controle. Het lijkt alsof we met lege handen staan. Maar misschien hebben we juist méér als we gewoonGod God laten zijn. Hem niet te snel overal bij halen, niet in acties, niet in verklaringen en zelfs met terughoudendheid in onze gebeden.

10 maart is de eerste zondag in de Veertigdagentijd, we gaan op weg naar Pasen, op weg naar ruimte. Pasen geeft levensruimte. Op weg gaan maar zeker ook stil en open staan zodat de Levende de ruimtekrijgt naar ons toe te komen, terug te komen, en wij zijn Naam kunnen horen.

Overdenking


Ruth van der Waall-Schaeffer

VERGETEN

Oud en Nieuw…de jaarwisseling, een pas op de plaats. Enerzijds terugblikken op het voorbije jaar en anderzijds is er een nieuw begin. Zo wordt vaak de start van een nieuw kalenderjaar gezien. Het nieuwe jaar ligt als een onbeschreven blad voor je. Natuurlijk staan er in agenda’s al een tijdje afspraken, verjaardagen, wellicht vakanties genoteerd, maar dat zijn neutrale, zakelijke woorden. Want hoe die vakantie, of die afspraak er inhoudelijk uit gaat zien, welke kleur die gaat krijgen, dat weten we nog niet. Het is een verrassingspakket. Gebeurtenissen krijgen pas naderhand als je er weer aan terugdenkt een klank, een kleur.

Er aan terugdenkt…terugdenken is een functie van het geheugen.

Er bestaat geen ander geluk dan dat van de herinnering, dan dat van het opwekken, levend maken, en veroveren van de voorbije en verloren tijd, zegt Marcel Proust in ‘Á la recherche du temps perdu’. En soms borrelt het lied van Herman van Veen in mij op: ‘Een mooie herinnering, iets waarvan je houdt, neem je overal mee naar toe, neem je mee in je geheugen.’

De gedachte dat je je steeds minder kunt herinneren of op een gegeven moment zelfs niets meer, lijkt mij afschuwelijk. Ik spreek hier niet over dingen die zeer verwondend zijn geweest en die je diep weggestopt hebt of liever wilt vergeten.

In één van mijn vroegere werkkringen had ik o.a.te maken met mensen die de ziekte Alzheimer, dementie hadden. Een terugkerende vraag was: ‘Hoe verder te leven, hoe gaan je naasten er mee om?’ In een boek over de beleving van dementie las ik deze ontroerende zinnen tussen een echtpaar: “En als we elkaar nu vergeten?” vraag ik. “Jij mij of andersom, ik jou?” Het (sociale) leven dat je leidt glipt langzaam maar zeker tussen je vingers weg. Het spook van het vergeten waart door het huis en zit je niet meer achter het stuur van je leven, maar verhuis je naar de achterbank, schreef Bert Keizer recent in dagblad ‘Trouw’.

Als je weet dat je de ziekte ‘Alzheimer’ hebt of drager bent van het gen, ga je heel bewust in het nu leven. Je probeert nu te genieten, nu de dingen te doen waar je goed in bent of waar je van houdt. Je weet dat uitstelgedrag in zekere zin ‘gestraft’ wordt. Natuurlijk is er eerst de moeilijke fase van aanvaarding. Maar daarna is het belangrijk zo lang mogelijk, in verband met je gevoel van eigenwaarde, de regie over je leven te houden, met hulp van naasten.

Het is wijs stil te staan bij wat je hebt en (nog) kunt en dat dit absoluut niet aan een zekere leeftijd gebonden is. Daarom is het wellicht niet gek om aan het begin van een nieuw jaar alleen of met anderen herinneringen op te halen, ‘ hoe heb ik het afgelopen jaar beleefd.’

Immers je tweede leven begint wanneer je begrijpt dat je er slechts één hebt…Lief het leven.

Overdenking


Ruth van der Waall-Schaeffer

DEMAIN JE RECOMMENCE

Een vader gaat met zijn zoontje naar de dierentuin. Daar komen ze voor een heel grote kooi waar olifanten staan. Bij de kooi hangt een bordje: deze olifant is 95 jaar oud. Het jongetje zegt ‘Maar wat heeft hij die 95 jaar gedààn?’ Want dat is het belangrijkste. Wat heb je gedaan!

Een nieuw jaar is, overal en bij iedereen, een tijdstip van gewicht. Het maakt niet uit of het nu een nieuw schooljaar is, een begin van een nieuw kerkelijk seizoen, of als je aan een nieuw levensjaar begint, het is een markeringspunt. Misschien herkent u de behoefte even stil te staan en rond te zien. Dat deden we ook op de zondag van de rentrée op de boerderij van Albert Koning: wat heeft de gemeente gedaan het afgelopen jaar, wat niet, hoe staan de financiën ervoor, en hoe overleven we met of zonder dominee. Een jaar, het is weinig en het is veel. Er is gelachen, gehuild, verlangd, gestampvoet, hoeveel keer had je een bonzend hart omdat je iets moest zeggen waar je tegenop zag.. hoe vaak heb je wakker gelegen… Tijd van terug zien: wat hebben we gedaan… en tijd van vooruitzien… wat gaan we doen!

“Demain je recommence”, zingt de Franse zanger Guy Béart. “Morgen begin ik opnieuw.” Voor de ERN Parijs staat een nieuw kerkelijk jaar voor de deur. En of we nu protestants of katholiek zijn, of dat we niet precies weten of en hoe we geloven, de vraag die op ons toekomt is dezelfde: wat kan ik als echt mens doen voor medemensen, voor de schepping…hoe kunnen we ontdekken wat wezenlijk is in het leven van alle dag? Pasklare antwoorden zijn er niet te geven. Leven, proberen te geloven is iets van ons samen, is een relationeel gebeuren. Elkaar vragen stellen ‘ hoe doe jij dit, hoe vind jij vertrouwen, hoe lukt het jou om elke dag weer uit je bed te komen? Bij proberen te geloven gaat het vooral om hoe en minder om wat. Hoe sta je in het leven… Elkaar vragen stellen èn elkaar verhalen vertellen. Ook die vanuit de Bijbel. Om ons aan te spiegelen. Want het zijn levens van mensen zoals u en ik. Het is eigenlijk gewoon mooi dat we samen in verbondenheid een nieuwe bladzijde mogen gaan vullen.